Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- Een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2013 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.042. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 3.387 belastingrente in rekening gebracht en een boete van € 7.479 opgelegd (zaaknummer 24/8272);
- Een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 134.197. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 9.532 belastingrente in rekening gebracht en een boete van € 25.563 opgelegd (zaaknummer 23/9134);
- Een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2015 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.683. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 2.907 belastingrente in rekening gebracht en een boete van € 9.926 opgelegd (zaaknummer: 23/9135);
- Een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2016 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.155. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 4.204 belastingrente in rekening gebracht en een boete van € 29.625 opgelegd (zaaknummer: 23/9427);
- Een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2017 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.351. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 3.621 belastingrente in rekening gebracht en een boete van € 40.882 opgelegd (zaaknummer: 23/9011);
- Een aanslag IB/PVV over het jaar 2018 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 93.454 (zaaknummer: 23/9012);
- Een aanslag ZVW over het jaar 2018 berekend naar een bijdrage-inkomen van € 106.721 (zaaknummer: 23/9013).
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Conclusie:
Op basis van de beschikbare informatie is het aannemelijk dat [belanghebbende] een rol speelt binnen de synthetische drugs industrie. De laatste 2 jaar lijkt hij met name betrokken bij de handel in GBL. Tot mei 2017 is bekend dat hij chemicaliën bestelt. De website van [handelsnaam] blijkt nog actief en hier worden tal van stoffen aangeboden, waaronder GBL en andere chemicaliën welke gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs. [betrokkene] lijkt hieraan mee te werken door te fungeren als contactpersoon, opvallend is dat zij geen antecedenten heeft. Om de criminele activiteiten en faciliterende rol van [belanghebbende] en [betrokkene] binnen de synthetische drugs productie te laten stoppen, dienen we zicht te krijg en op de huidige activiteiten.
(navorderings-)aanslagen opgelegd. De inspecteur heeft daarbij de opbrengst van de handel in GBL in aanmerking genomen als resultaat uit overige werkzaamheden. Hij is daarbij uitgegaan van een opbrengst uit de verkoop van GBL van 7 maal de inkoopprijs. Ook heeft de inspecteur aftrek van de inkoopprijs van de GBL geweigerd op grond van artikel 3.14, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001, enkele correcties toegepast die verder niet in geschil zijn en de MKB-winstvrijstelling aangepast. Dat leidde tot de volgende belastbare inkomens uit werk en woning :
Beslissing
Geschil
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 42.095;
- vermindert de belastingrentebeschikking overeenkomstig;
- vermindert de boete tot € 3.200;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 97.804;
- vermindert de belastingrentebeschikking overeenkomstig;
- vermindert de boete tot € 9.600;
In de zaak met nummer 23/9135 (2015):
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die betrekking heeft op de boete;
- vermindert de boete tot € 6000 ;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de boete betreft;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die betrekking heeft op de boete;
- vermindert de boete tot € 18.000;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die betrekking heeft op de boete;
- vermindert de boete tot € 323.200;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 351 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.721 aan proceskosten aan belanghebbende.