ECLI:NL:RBZWB:2024:9501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
24/3958 OPIUM VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en evenwichtigheid van sluiting van woning wegens drugshandel met minderjarigen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bewoners van een woning in Terneuzen, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om hun woning voor drie maanden te sluiten op grond van de Opiumwet. De burgemeester stelde dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning was aangetroffen, wat hem de bevoegdheid gaf om tot sluiting over te gaan. Tijdens de zitting op 12 juni 2024 werd duidelijk dat in de woning 124,8 gram cocaïne, 269 XTC-pillen en wapens waren aangetroffen. De burgemeester achtte sluiting noodzakelijk om de openbare orde te handhaven en verdere drugshandel te voorkomen. Verzoekers voerden aan dat de sluiting onevenredig was, vooral gezien de aanwezigheid van hun minderjarige zoon en de persoonlijke omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat een sluiting voor de duur van drie maanden niet evenwichtig was. Gezien de persoonlijke omstandigheden, waaronder de aanwezigheid van een minderjarig kind, werd de sluiting beperkt tot twee maanden. De voorzieningenrechter schorste het besluit tot sluiting voor zover het de duur van twee maanden overschreed en droeg de burgemeester op het griffierecht en proceskosten te vergoeden aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3958 OPIUM VV

uitspraak van 20 juni 2024 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, en
[verzoekster], verzoekster, te [plaats] , tezamen verzoekers,
gemachtigde: mr. B. Vermeirssen,
en

de burgemeester van de gemeente Terneuzen (de burgemeester), verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 april 2024 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van hun woning aan [adres] in [plaats] voor drie maanden. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 12 juni 2024. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Schreijenberg en [naam] .

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
Verzoekers zijn bewoners en eigenaar van de woning aan [adres] in [plaats] . In de woning wonen verder verzoeksters meerderjarige zoon [meerderjarige] en verzoekers' minderjarige zoon (15 jaar).
Uit de Bestuurlijke rapportage van 11 januari 2024 blijkt dat de politie op 26 november 2023 in deze woning is binnengetreden. In de woning werden in totaal 124,8 gram cocaïne, 269 XTC-pillen en 1 gram ketamine aangetroffen.
Op 11 december 2023 zijn bij een tweede onderzoek in de woning 2 balletjespistolen en 2 lange geweren aangetroffen. Het betreft veerdruk- respectievelijk lucht-gasdruk wapens.
Met de brief van 5 maart 2024 heeft de burgemeester aan verzoekers meegedeeld dat hij voornemens is hun woning aan [adres] in [plaats] te sluiten.
Verzoekers hebben tegen dit voornemen een zienswijze ingediend.
Met het bestreden besluit van 30 april 2024 heeft de burgemeester verzoekers’ woning gesloten voor de duur van drie maanden.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en hangende het bezwaar aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft de effectuering van het bestreden besluit opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit van 30 april 2024 heeft de burgemeester verzoekers’ woning voor drie maanden gesloten.
Bevoegdheid
De burgemeester stelt dat hij bevoegd is tot sluiting van de woning over te gaan. Er is sprake van een handelshoeveelheid drugs gelet op de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie (OM) en de aangetroffen hoeveelheid. Die hoeveelheid overschrijdt ruimschoots de door het OM voor eigen gebruik aangemerkte hoeveelheid. De burgemeester voert het beleid om drugshandel tegen te gaan.
Noodzakelijkheid
De burgemeester stelt dat in de woning van verzoekers een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen van in totaal 124,8 gram en 269 pillen. Daarmee is sprake van een ernstig geval waarbij sluiting niet uit kan blijven.
De burgemeester stelt voorts dat de handelshoeveelheid drugs, de gevonden wapens en het koelkastje duiden op handel.
Volgens de burgemeester is verder sprake van de volgende verzwarende omstandigheden:
  • In totaal is een grote hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen.
  • Er is sprake van verboden wapenbezit en/of aanwezigheid van verboden wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
  • Er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoners. Dit volgt uit de verklaringen en meldingen.
  • Er is ketamine aangetroffen. Dat is verboden op grond van de Geneesmiddelenwet.
De burgemeester acht de sluiting gerechtvaardigd en noodzakelijk. De burgemeester verwacht met sluiting een herhaalde overtreding van de Opiumwet te voorkomen en hij beoogt daarmee bekendheid als drugspand weg te nemen en een signaal af te geven dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit. Gelet op de ernst van de overtreding is sluiting van de woning noodzakelijk om de rust en veiligheid in de direct omgeving te laten terugkeren en zodoende de klachten weg te nemen.
Evenredigheid
De burgemeester stelt dat verzoekers verantwoordelijk zijn voor hun woning en dat het ook hun taak is om die te controleren. De burgemeester acht niet aannemelijk dat verzoekers niets wisten van de in hun woning aangetroffen harddrugs. Tijdens de huiszoeking gaf verzoeker aan dat er hennep kon liggen in de slaapkamer van zijn zoon omdat er geblowd werd. Verzoekers waren er daarom volgens de burgemeester redelijkerwijs van de op hoogte dat er drugs konden liggen.
De burgemeester stelt verder dat niet is gebleken dat verzoekers een bijzondere binding hebben met de woning. Verzoekers zijn eigenaar van de woning en kunnen na de sluiting daarnaar ook terugkeren. Niet is gebleken dat het voor verzoekers niet mogelijk is om op zoek te gaan naar vervangende woonruimte tijdens de sluiting. In de gemeente is in de particuliere sector voldoende woningaanbod om te huren.
Een van de ingeschreven bewoners is de minderjarige zoon van verzoekers. Sluiting van een woning waar minderjarige kinderen aanwezig zijn acht de burgemeester niet per definitie disproportioneel. Als de aanwezigheid van minderjarige kinderen als uitzonderingsgrond zou moeten worden aangemerkt kunnen drugshandelaren daarin een reden zien om woningen met minderjarige kinderen te gebruiken voor drugshandel. Dat vindt de burgemeester onwenselijk en niet in het belang van die kinderen. De burgemeester stelt dat verzoekers als ouders verantwoordelijk zijn om voor vervangende woonruimte voor hun kind en henzelf te zorgen. Als hulp gewenst is raadt de burgemeester verzoekers aan om zich te melden bij Jeugd en Gezin van [maatschappelijk werk] .
De burgemeester ziet aanleiding om de woning van verzoekers te sluiten voor drie maanden.
De burgemeester is van bijzondere omstandigheden om van sluiting af te zien niet gebleken. De bestrijding van actieve drugshandel en het belang om de openbare orde en rechtsorde te handhaven wegen volgens de burgemeester zwaarder dan het belang van verzoekers.

Verzoek

Bevoegdheid
Volgens verzoekers is er geen bevoegdheid tot sluiting. Niet is gebleken van het verkopen, afleveren of verstrekken van drugs in de woning. De harddrugs zijn aangetroffen in de slaapkamer van verzoeksters oudste zoon, [meerderjarige] , en lagen afgesloten in een blik. Van handel in drugs blijkt onvoldoende; het dossier bevat daartoe onvoldoende concrete omstandigheden. De drugs die zijn aangetroffen, zijn om te bewaren en niet om te dealen. Daarnaast kunnen de aangetroffen wapens niet bijdragen aan het construeren van drugshandel. Deze wapens zijn niet op 26 november 2023 aangetroffen, tegelijk met de drugs, maar pas bij een latere doorzoeking op 11 december 2023. Overigens betreffen het slechts balletjespistolen van de kermis en lange geweren, waarvan het bezit volgens verzoekers niet strafbaar is.
Noodzakelijkheid
De burgemeester kon van de bevoegdheid tot sluiting in redelijkheid, na afweging van alle betrokken belangen, ook geen gebruik maken. Er is geen noodzaak tot sluiting.
Verzoekers stellen dat de Beleidsnota artikel 13b Opiumwet die de burgemeester hanteert niet overeenstemt met de huidige rechtspraak. De sluiting behoeft daarom een betere motivering.
Verder stellen verzoekers dat het enige doel van artikel 13b van de Opiumwet het herstel van de openbare orde is. De sluiting is een herstelsanctie. Daarom dient eerst duidelijk te worden gemaakt welke inbreuken op de openbare orde er zijn, of die inbreuken er nog zijn en hoe deze op de minst ingrijpende manier kunnen worden hersteld. Het tegengaan van drugshandel in het algemeen is geen taak van de burgemeester maar van de politie.
In dit geval heeft de aanwezigheid van drugs niet gezorgd voor een inbreuk op de openbare orde. Van handel is niet gebleken en er zijn geen klachten uit de buurt. De door de burgemeester genoemde doelen om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de loop eruit te halen, zijn slechts aannames.
Evenredigheid/evenwichtigheid
De gevolgen van de sluiting zijn onevenredig voor verzoekers. Verzoekers wonen met hun twee zoons, waarvan één minderjarig is. Zij zijn afhankelijk van de woning voor werk, inkomen en opvoeding. Sluiting van de woning zou een onevenredige inbreuk maken op het recht op family life.
Verzoekers stellen dat zij de overtreding niet hebben begaan en deze hen niet te verwijten valt. [meerderjarige] bewaarde de drugs verstopt in een blik op zijn slaapkamer. [meerderjarige] is meerderjarig en van verzoekers kan niet worden gevergd dat zij zijn slaapkamer minutieus controleren. Hij heeft ook recht op zijn privacy.
Verzoekers wisten niet van de drugs en konden daarvan ook redelijkerwijs niet weten.
Dat verzoeker zou hebben gezegd dat er mogelijk softdrugs op de kamer van [meerderjarige] zouden kunnen liggen omdat hij blowt, is een antwoord op de vraag van de politie of er drugs in de kamer zouden kunnen liggen. Verzoeker heeft daarmee niet erkend dat hij weet dat er softdrugs lagen. Overigens gaat dit over softdrugs terwijl de sluiting is gebaseerd op de aanwezigheid van harddrugs. Verzoekers zijn verbaasd dat er harddrugs zijn gevonden en willen dat [meerderjarige] uit de woning vertrekt. Daarmee is het gevaar voor herhaling voorkomen.
De kamer van [meerderjarige] bevindt zich op de tweede verdieping en is feitelijk van de rest van de woning gescheiden door een trap. In dat opzicht zou zijn kamer gezien kunnen worden als een van de rest van de woning afgesloten ruimte en had de burgemeester kunnen volstaan met sluiting van alleen de tweede verdieping.
Verzoekers hebben de woning nodig voor de uitoefening van hun bedrijven. Zij hebben daarom een bijzondere binding met de woning. Verzoekster heeft een nagelstudio aan huis die zij niet kan uitoefenen tijdens de sluiting. Verzoeker is zzp’er op het gebied van metaalbewerking, montage en onderhoud. Hij verhuurt zichzelf voor diverse projecten. Voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden beschikt hij over veel gereedschappen en materialen die zich in de woning bevinden. Het is praktisch niet mogelijk deze tijdelijk elders onder te brengen. De facturen en zakelijke post worden ook gestuurd naar de woning. Dat zal bij sluiting problemen gaan opleveren. Daarnaast hebben verzoekers een vijver met koi-karpers, die dagelijks onderhoud nodig heeft. Sluiting zal de dood van deze vissen tot gevolg hebben, omdat niemand de vissen kan en mag verzorgen.
Verzoekers betwisten dat er in de gemeente voldoende aanbod is van huurwoningen. Er zijn slechts enkele woningen beschikbaar voor huurprijzen tussen € 1.000,- en € 2.500,- per maand. In de hypothetische situatie dat het verzoekers lukt om voor drie maanden een woning te huren dan zouden zij minstens € 5.000,- moeten betalen aan huur. Dit weegt niet op tegen het belang van de burgemeester.
Verzoekers stellen verder dat de burgemeester zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van zijn verantwoordelijkheid voor de minderjarige die getroffen zal worden door de sluiting. Verzoekers verwijzen in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtsprak van de Raad van State (AbRS) van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912).
Als toch tot sluiting wordt overgegaan stellen verzoekers dat sluiting voor drie maanden te lang is. Met een kortere sluiting kan het doel ook bereikt worden. De termijnen die de burgemeester hanteert lijken willekeurig. Er is nooit onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de sluitingstermijnen.
Tot slot stellen verzoekers dat in de last tot sluiting geen eindtijd is bepaald. Hierdoor wordt langer gesloten dan 3 maanden.
Ter onderbouwing van hun standpunt hebben verzoekers foto’s met betrekking tot de nagelstudio overgelegd en een dyslexieverklaring betreffende hun jongste zoon.

Toetsingskader

Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De vragen die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is of de burgemeester bevoegd was tot sluiting van verzoekers woning over te gaan en of hij van die bevoegdheid gebruik mocht maken.
Bevoegdheid
Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in die woning harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
In de rechtspraak is als uitgangspunt aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0.5 gram harddrugs de aangetroffen drugs in beginsel (mede) bestemd worden geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
Uit de Bestuurlijke rapportage blijkt dat in verzoekers’ woning 124,8 gram cocaïne en 269 XTC- pillen zijn aangetroffen. Dit is een hoeveelheid harddrugs waarvan in beginsel kan worden aangenomen dat deze bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking.
Verzoekers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Verzoekers hebben niet gesteld dat de drugs bedoeld zijn voor eigen gebruik en ook niet betwist dat er sprake is van een handelshoeveelheid. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs overstijgt de norm voor een gebruikershoeveelheid in ruime mate.
Verzoekers hebben wel gesteld dat niet is gebleken van het verkopen, afleveren of verstrekken in de woning. Van handel in drugs blijkt volgens hen onvoldoende.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de Bestuurlijke rapportage echter afdoende dat er sprake is van handel in drugs en dat deze handel ook vanuit de woning plaatsvond. Dit blijkt niet alleen uit de gedane melding over [meerderjarige] op 8 november 2023, maar met name ook uit de (anonieme) melding op 19 september 2023 dat er door een jonge bewoner (zoon des huizes) vanuit [adres] drugs wordt aangeleverd. ‘Dat gebeurt via de achterzijde van deze woning, welke uitkomt in de [straat].’
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester dan ook in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.
Over de wijze waarop de burgemeester van die bevoegdheid gebruik maakt heeft hij de Beleidsnota vastgesteld.
Beleidsregels
In de Beleidsnota is bepaald dat bij een eerste overtreding van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning sluiting van drie maanden volgt.
Sluiting van verzoekers’ woning is in beginsel conform het beleid.
Gebruik maken van de bevoegdheid
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
In dit geval behelst de toets aan deze bepaling dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld. [2]
Noodzakelijkheid
Uit de uitspraak van de AbRS van 2 februari 2022 [3] en daarop volgende uitspraken volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Bij de aanwezigheid van een aantal omstandigheden is de noodzaak om tot sluiting over te gaan groter, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, een recidivesituatie of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken.
De burgemeester heeft sluiting van verzoekers’ woning naar het oordeel van de voorzieningenrechter noodzakelijk mogen achten. Er is een grote (handels)hoeveelheid harddrugs in de woning aangetroffen. En alhoewel uit de Bestuurlijke rapportage niet van overlastmeldingen blijkt, blijkt daar wel uit – zoals eerder overwogen – dat er een melding is geweest van drugshandel vanuit de woning en dat [meerderjarige] meerdere keren is gerelateerd aan drugs en drugshandel. Met een zichtbare sluiting wordt bekendheid van de woning als drugspand weggenomen, verdere overtreding in of vanuit de woning voorkomen en risico’s voor omwonenden weggenomen.
Met betrekking tot de stelling van verzoekers dat er geen noodzaak meer is tot sluiting omdat verzoekers wensen dat [meerderjarige] de woning verlaat, overweegt de voorzieningenrechter dat ter zitting is gebleken dat [meerderjarige] nog altijd in de woning woont en verzoekers niet van plan zijn [meerderjarige] te bewegen het huis te verlaten. In deze omstandigheid ziet de voorzieningenrechter dan ook geen grond om sluiting niet meer noodzakelijk te achten.
Evenwichtigheid
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft mogen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin de drugshandel aan de bewoner kan worden verweten, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Betrokkene kan geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hadden verzoekers echter redelijkerwijs op de hoogte kunnen en moeten zijn van de drugs. Zij wisten in ieder geval van het softdrugsgebruik van [meerderjarige] , gelet op verzoekers verklaring tegenover de politie op
26 november 2023, en hadden gelet daarop alerter kunnen en moeten zijn op hetgeen zich op [meerderjarige] ’s slaapkamer bevond. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarin verwijtbaarheid (geheel) ontbreekt.
Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, leidt in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin tot het oordeel dat de sluiting onevenwichtig is. Inherent aan de sluiting van de woning is dat verzoekers en hun kinderen de woning moeten verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als verzoekers of hun kinderen een bijzondere binding hebben met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Zoals de AbRS heeft overwogen in de overzichtsuitspraak [4] , dient de burgemeester gelet op de vereiste evenwichtigheid van de sluiting te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. Uit die uitspraak volgt ook dat ouders van minderjarige kinderen in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte, maar dat hierbij geldt dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang. Daarbij moet hij kijken in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. [5]
Dat er medische redenen zijn dat verzoekers of hun kinderen een bijzondere binding hebben met de woning is niet gesteld en is de voorzieningenrechter ook niet gebleken. Ook hebben verzoekers niet gesteld of onderbouwd dat alternatieve woonruimte voor hen financieel niet haalbaar is.
In de werkzaamheden van verzoekers en de aanwezigheid van koi-karpers ziet de voorzieningenrechter evenmin bijzondere omstandigheden die maken dat sluiting onevenwichtig is. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat hiervoor geen alternatieven kunnen worden gevonden. Haar werkzaamheden als nagelstyliste kan verzoekster elders uitvoeren en ook de opslag van gereedschap en bouwmaterialen is mogelijk op een andere locatie dan de woning. De burgemeester heeft er – onderbouwd - op gewezen dat verzoekers hun vissen (tijdelijk) kunnen onderbrengen in een vissenopvang, en daartoe transport met een zogenaamde visambulance kan plaatsvinden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester ook niet kunnen of hoeven volstaan met alleen sluiting van tweede verdieping waar de slaapkamer van [meerderjarige] is gelegen. Die verdieping is onlosmakelijk verbonden met de woning en dient als een samenhangend geheel met de woning te worden gezien.
Ook het enkel afsluiten van de woning, zodat verzoeker via de garage nog toegang zou hebben tot het erf met vijver, bleek niet mogelijk. In dat geval zou volgens de burgemeester onvoldoende toezicht op de naleving van de sluiting kunnen plaatsvinden, bovendien betrof de melding juist de handel vanaf de achterzijde van de woning, zo is van de zijde van de burgemeester ter zitting toegelicht. De voorzieningenrechter kan dit standpunt van de burgemeester volgen.
Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat gezien het dossier en wat ter zitting is besproken, sluiting voor de duur van drie maanden in dit specifieke geval niet evenwichtig is wegens de aanwezigheid van een minderjarig kind in de woning in combinatie met de overige persoonlijke omstandigheden. De voorzieningenrechter volgt dan ook het subsidiaire standpunt van verzoekers dat de sluiting in duur dient te worden beperkt.
Ter zitting heeft de burgemeester aangegeven dat hij ook kan instemmen met een sluiting van twee maanden.
De voorzieningenrechter acht in dit geval een sluiting van twee maanden, die zou kunnen plaatsvinden in de (aankomende) zomervakantie van het minderjarige kind, wel evenwichtig en ziet dan ook reden om de sluiting te beperken tot twee maanden.

Conclusie

De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester bevoegd is om verzoekers’ woning te sluiten. De burgemeester heeft van die bevoegdheid gebruik mogen maken. Sluiting is noodzakelijk, maar een sluiting voor de duur van drie maanden acht de voorzieningenrechter niet evenwichtig. Een sluiting van die duur is onevenredig in verhouding tot de met die sluiting te dienen doelen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom toe en schorst het bestreden besluit tot sluiting van de woning van verzoekers, maar slechts voor zover die sluiting de duur van twee maanden overschrijdt. Deze schorsing duurt tot zes weken na verzending van de beslissing op het bezwaar [6] .
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek (gedeeltelijk) toewijst, dient de burgemeester aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester ook in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit, voor zover dat de duur van twee maanden overschrijdt, tot zes weken na verzending van het besluit op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 20 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: Juridisch kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Cocaïne en MDMA (de werkzame stof van XTC) staan vermeld op lijst I. Ketamine is een verboden middel op grond van de Geneesmiddelenwet.
Beleidsnota artikel 13b Opiumwet
Hierin is opgenomen dat in de Aanwijzing Opiumwet is vastgelegd wat wordt aangemerkt als een “geringe hoeveelheid voor eigen gebruik”. Een grotere hoeveelheid wordt aangemerkt als een handelshoeveelheid.
Concreet betekent dit dat er sprake is van een handelshoeveelheid/ overtreding op grond van dit beleid bij een hoeveelheid:
• harddrugs: meer dan 0,5 gram (bijvoorbeeld cocaïne/ amfetamine) (of 5 ml (GHB));
• softdrugs: meer dan 5 gram;
• hennepplanten: meer dan 5 planten;
• qat: meer dan 1 bundel (ca. 200 gram, stengel en blaadjes);
Bij constatering van een 1e overtreding van de verkoop dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs volgt sluiting voor 3 maanden.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4117)
2.zie ook voormelde uitspraak van 8 november 2023 en de uitspraak van de AbRS van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2614)
4.van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912)
5.bijvoorbeeld de uitspraak van 22 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1142)
6.De rechtbank verwijst naar de uitspraken ECLI:NL:RBZWB:2022:4020 en ECLI:NL:RBZWB:2018:6750.