202200385/1/A3.
Datum uitspraak: 8 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 5 november 2021 in zaak nr. 20/6526 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Zandvoort.
Procesverloop
Bij besluiten van 10 en 11 augustus 2020 heeft de burgemeester de woning aan de [locatie] in Zandvoort (hierna: de woning) met toepassing van spoedeisende bestuursdwang voor de duur van 12 maanden gesloten.
Bij besluit van 25 augustus 2020 heeft de burgemeester het besluit van 10 augustus 2020 nader gemotiveerd.
Bij uitspraak van 29 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland in zaak nr. HAA 20/4633 het verzoek van [appellant] om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] tegen de besluiten van 10 en 11 augustus gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.J. Sattler, advocaat te Haarlem, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Braeken en H.M. van de Kamp, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 2 augustus 2020 werd een anonieme melding via Meld Misdaad Anoniem gedaan met de strekking dat [appellant] zou handelen in harddrugs. Ook zou er volgens de melding een grote hoeveelheid harddrugs in zijn woning aanwezig zijn en zou er veel aanloop rondom de woning zijn. Naar aanleiding van deze melding heeft de Politie Kennemer Kust op 5 augustus 2020 de woning van [appellant] doorzocht. Daarvan is op 10 augustus 2020 een bestuurlijke rapportage opgesteld, die de burgemeester aan zijn besluit om de woning te sluiten ten grondslag heeft gelegd. In de bestuurlijke rapportage staat het volgende. Bij de doorzoeking van de woning zijn 125 pillen MDMA, brokjes hasj, korrels crystal meth, een potje Europowder inositol, cocaïne en 2 hennepplanten aangetroffen. Daarnaast is de woning van [appellant] in februari 2019 ook doorzocht, waarbij vijf wikkels met cocaïne, 12 XTC pillen en één pil ketamine zijn aangetroffen. Ook zijn zes wikkels cocaïne vanaf het balkon weggegooid. [appellant] is bekend bij de politie vanwege handel in harddrugs, openlijke geweldpleging, heling, bezit van vuurwapens, bedreiging, belediging, mishandeling, rijden onder invloed en diefstal. In 2016 en 2017 zijn bij fouillering van [appellant] wikkels cocaïne aangetroffen. Daarnaast is [appellant] in 2020 aangehouden wegens handel in harddrugs. Uit politieonderzoek is gebleken dat [appellant] drugs voorhanden heeft en dealt vanuit zijn woning, aldus de bestuurlijke rapportage.
Aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2020, geoordeeld dat voldoende aanleiding was om aan te nemen dat sprake was van vereiste spoed bij de sluiting van de woning. Ook was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten en was de sluiting noodzakelijk en evenredig.
Hoger beroep
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet de woning te sluiten. Hiertoe voert hij ten eerste aan dat niet vaststaat hoeveel MDMA-pillen in de woning zijn aangetroffen en wat het gewicht is van deze pillen. Daarnaast wist de burgemeester ten tijde van de woningsluiting van 10 augustus 2020 nog niet dat sprake was van een recidive situatie, omdat hij de bestuurlijke rapportage van de politie nog niet had ontvangen. De burgemeester mocht de woningsluiting daarom niet baseren op een gestelde recidive.
3.1. Ingevolge artikel 13b, eerste lid en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom indien in een woning of lokaal een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Op grond van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last.
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916, is artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt wordt aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van [appellant] om het tegendeel aannemelijk te maken. Als het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, dan is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd om voor het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. 3.3. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage van 10 augustus 2020 volgt dat onder meer 125 MDMA-pillen zijn aangetroffen. Met de aanwezigheid van deze pillen is de grens van 0,5 gram harddrugs ruimschoots overschreden en kan er dus vanuit worden gegaan dat sprake was van een handelshoeveelheid (mede) bestemd voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [appellant] is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat dit niet het geval was. Het betoog van [appellant] dat niet vaststaat hoeveel MDMA-pillen in de woning zijn aangetroffen en wat het gewicht is van deze pillen, volgt de Afdeling niet. In de bestuurlijke rapportage staat dat alle verdovende middelen, op de hennepplanten na, ter vaststelling van de exacte (werkzame) stof zijn onderzocht bij het Nederland Forensisch Instituut (NFI). Daarnaast heeft [appellant] tijdens de doorzoeking zelf verklaard dat het om MDMA-pillen gaat het en het ‘goed spul’ betreft. De Afdeling acht het daarom aannemelijk dat het daadwerkelijk om MDMA-pillen gaat.
De stelling van [appellant] dat de burgemeester de woningsluiting niet mocht baseren op een gestelde recidive volgt de Afdeling ook niet. Uit de schriftelijke uiteenzetting van de burgemeester blijkt dat hij ten tijde van de woningsluiting van 10 augustus 2020 al wel kennis had genomen van de recidive. De politie had alleen nog niet voldoende tijd gehad om een bestuurlijke rapportage op te stellen. Deze bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester afgewacht om het besluit om de woning te sluiten verder te motiveren.
Het betoog slaagt niet.
Was de sluiting evenredig?
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester in dit geval spoedeisende bestuursdwang mocht opleggen. De Afdeling zal bij de beoordeling van deze beroepsgrond van het onderstaande beoordelings- en toetsingskader uitgaan.
- Beoordelings- en toetsingskader
4.1. Ingevolge artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
In dit geval behelst de toets aan deze bepaling dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614. - Noodzakelijkheid van de sluiting
4.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de sluiting noodzakelijk was. Hiertoe voert hij aan dat de drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld. Er was daarom geen aanloop van en naar de woning. Daarnaast is er volgens hem geen overlast voor de leefomgeving geweest. Dit wordt volgens hem bevestigd door de verklaringen van omwonenden dat zij nooit overlast hebben ervaren. Ook ligt de woning niet in een kwetsbare woonwijk en is geen sprake van recidive, aldus [appellant].
4.2.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk heeft mogen achten. Hiertoe heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de situatie als een ernstig geval kan worden aangemerkt, omdat een zeer grote hoeveelheid drugs in de woning is aangetroffen. Daarnaast volgt uit de bestuurlijke rapportage dat [appellant] vaker in aanraking is gekomen met de politie wegens de aanwezigheid van drugs en zijn bij een eerdere doorzoeking van de woning in 2019 ook drugs aangetroffen. Er is daardoor sprake van recidive. Dat de woning niet in een kwetsbare woonwijk is gelegen en de omwonenden hebben verklaard dat zij geen overlast hebben ervaren, is onvoldoende voor een ander oordeel. Daarbij overweegt de rechtbank terecht dat het nog maar de vraag is of de omgeving in dit geval inderdaad geen overlast heeft ervaren, omdat twee anonieme meldingen bij Melding Misdaad Anoniem zijn gedaan.
- Evenwichtigheid van de sluiting
4.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de sluiting evenwichtig was. Hij voert hiertoe aan dat hij slechts licht verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij zelf drugsgebruiker is en hij van het grootste deel van de aangetroffen drugs niet op de hoogte was. Daarnaast zijn de gevolgen van de sluiting groot, omdat hij dakloos is geraakt en hij zijn uitkering, schuldenregeling en dagbesteding is kwijtgeraakt. Het is voor hem erg lastig om een nieuwe sociale huurwoning te vinden.
4.3.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester in dit geval de sluiting van de woning voor de duur van 12 maanden evenwichtig heeft mogen achten. Hiertoe heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat [appellant] niet kan worden gevolgd in zijn betoog dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid, omdat hij niet op de hoogte zou zijn van een deel van de aangetroffen drugs. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 heeft overwogen, mag van een bewoner van de woning verwacht worden dat hij bekend is met het gebruik van de verschillende vertrekken van de woning en de daarin aanwezige goederen. De drugs bevonden zich in kasten in de woonkamer van [appellant]. [appellant] woonde alleen in de woning en hij heeft niet onderbouwd waarom een deel van de aangetroffen drugs niet van hem zou zijn of daar zonder dat hij het kon weten aanwezig waren. Dat [appellant] als gevolg van de sluiting van de woning dakloos zou worden en dit gevolgen had voor zijn uitkering en de schuldenregeling en dagbesteding weegt niet zodanig zwaar dat, gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs en het feit dat sprake was van recidive, de burgemeester van sluiting had moeten afzien. De rechtbank heeft in dit verband met juistheid overwogen dat [appellant] geen bijzondere binding met de woning had. Dat hij vanwege zijn enkelband in de woning moest blijven levert niet een dergelijke omstandigheid op. Het dragen van een enkelband is een omstandigheid die voor eigen risico van [appellant] komt en waar hij zelf rekening mee had moeten houden. Gelet op de ernst van de situatie en de omstandigheid dat [appellant] verwijtbaar heeft gehandeld, kunnen de omstandigheden die [appellant] heeft aangevoerd er niet toe leiden dat de woningsluiting niet onevenwichtig was. - Slotsom evenredigheid
4.4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester de woning voor de duur van 12 maanden heeft mogen sluiten. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023
190-1031