ECLI:NL:RBZWB:2022:4020

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
AWB 22_3313 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning in verband met drugshandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die de sluiting van zijn woning aan [straatnaam] 16 in [plaatsnaam] voor een periode van zes maanden aanvecht. De burgemeester van de gemeente Waalwijk had op 21 juni 2022 besloten om de woning te sluiten, omdat er bij een doorzoeking op 4 mei 2022 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, wapens en verpakkingsmaterialen was aangetroffen. Verzoeker, die met zijn meerderjarige zoons en een minderjarige dochter in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 12 juli 2022, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs die in beginsel bestemd was voor verkoop. De burgemeester heeft ook aangevoerd dat de woning in een omgeving ligt die gevoelig is voor drugscriminaliteit en dat er een noodzaak tot sluiting bestaat om de openbare orde te herstellen. Verzoeker betwist echter op de hoogte te zijn geweest van de drugs en wapens en stelt dat de sluiting onevenredige gevolgen heeft voor hem en zijn kinderen, vooral gezien zijn medische situatie en die van zijn zoon.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel verzoeker wellicht niet op de hoogte was van de drugs, hij wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn en dat hij toezicht had moeten houden op zijn woning. De sluiting is niet onredelijk, maar de voorzieningenrechter heeft wel geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting voor zes maanden gerechtvaardigd is, terwijl andere woningen in de straat minder zware maatregelen hebben gekregen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en de sluiting van de woning geschorst voor de duur van meer dan drie maanden, tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3313 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Oztas),
en

de burgemeester van de gemeente Waalwijk (de burgemeester), verweerder

(gemachtigde: mr. H. van de Werken).

Inleiding

Met het bestreden besluit van 21 juni 2022 heeft de burgemeester verzoeker gelast de woning met bijbehorende schuur en erf aan [straatnaam] 16 in [plaatsnaam] te sluiten voor een periode van zes maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
Verzoeker is eigenaar van de woning aan [straatnaam] 16 in [plaatsnaam] . Hij woont daar met zijn meerderjarige zoons [naam zoon 1] en [naam zoon 2] . Daarnaast heeft verzoeker een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter [naam dochter] die regelmatig bij hem verblijft.
De politie heeft bij een doorzoeking van de woning en bijbehorende schuur op 4 mei 2022, blijkens de bestuurlijke rapportage van de politie, het volgende in de
schuuraangetroffen:
  • 1.220 ml GHB
  • 204 XTC-pillen
  • 11,02 gram cocaïne in minstens 26 gripzakjes
  • 19,9 gram ketamine in minstens 16 gripzakjes
  • 50,95 gram 3-MMC in minstens 47 gripzakjes
  • 28,55 gram MDMA in minstens 23 gripzakjes
  • diverse verpakkingsmaterialen voor de handel in harddrugs
En het volgende in de
woning:
  • gasdrukwapen
  • BB-gun, cybergun 620 met plastic en metalen balletjes
  • automatisch vuurwapen
  • patroonhouder
  • geluiddemper
  • gaspistool
  • 7 bussen traangas/pepperspray
  • stiletto, magnum
In verband met deze vondsten verblijft [naam zoon 1] in detentie.
Bij brief van 31 mei 2022 heeft de burgemeester aan verzoeker medegedeeld dat hij, gelet op wat is aangetroffen, voornemens is een last onder bestuursdwang op te leggen tot sluiting van verzoekers woning voor de duur van zes maanden.
Verzoeker heeft tegen dit voornemen geen zienswijze ingediend.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester verzoekers woning aan [straatnaam] 16 in [plaatsnaam] gesloten voor een periode van zes maanden.
Bevoegdheid
In verzoekers woning met bijbehorende schuur zijn een grote hoeveelheid harddrugs, geneesmiddelen/ketamine, wapens en verpakkingsmateriaal aangetroffen. In twee andere woningen in dezelfde straat ( [straatnaam] 23 en 25) zijn ook drugs en wapens aangetroffen. Uit politieonderzoek is gebleken dat er een verband is tussen de drie woningen, dat de bewoners van [straatnaam] 16, 23 en 25 samenwerkten en dat die woningen een schakel vormen in de drugshandel.
Gelet op wat is aangetroffen in verzoekers woning en schuur stelt de burgemeester bevoegd te zijn tot sluiting van verzoekers woning, schuur en erf.
Noodzaak
De burgemeester stelt verder dat er een noodzaak tot sluiting is. Gelet op wat is aangetroffen is het aannemelijk dat verzoekers woning met bijbehorende schuur een rol vervult binnen de drugshandel.
Daarnaast is het perceel gelegen in een omgeving die gevoelig is voor drugscriminaliteit. Ook vormt de woning met twee andere woningen in dezelfde straat een schakel in de drugshandel. Hieruit blijkt dat de woning is gelegen in een omgeving die zeer kwetsbaar is voor drugscriminaliteit. Ook heeft [naam zoon 2] tot in 2020 een jeugdreclasseringsmaatregel gehad en was er tot die tijd contact met de GGZ.
Volgens de burgemeester is er sprake van een ernstig geval en bestaat de noodzaak om verzoekers woning met bijbehorende schuur te sluiten ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Door sluiting wordt drugshandel tegen gegaan, wordt bekendheid van het pand in het criminele/drugscircuit definitief doorbroken en wordt de loop van handelaren en gebruikers naar het pand doorbroken evenals de verstoring van de openbare orde die met de aan- en afvoer van drugs gepaard gaat. Verder wil de burgemeester een signaal afgeven dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit, vooral ook omdat de woning met twee andere woningen in de straat een schakel vormt in de drugshandel.
De burgemeester ziet geen reden om een verminderde noodzaak tot sluiting aan te nemen omdat [naam zoon 1] gedetineerd is. De sluiting is een herstelsanctie die betrekking heeft op de woning als zodanig en op de bekendheid van deze woning als drugspand in het drugscircuit en in mindere mate op de bij de drugshandel betrokken personen.
Evenredigheid
De burgemeester stelt dat, gelet op alle omstandigheden, het algemeen belang van de openbare orde en een veilige woonomgeving zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoeker.
In verzoekers woning wonen geen minderjarige kinderen. Er is ook geen sprake van een huurwoning, zodat geen ontbinding van de huurovereenkomst of plaatsing op een zwarte lijst bij de woningbouwcorporatie dreigt. De burgemeester is evenmin gebleken dat de bewoners vanwege een medisch verleden specifiek aan de woning gebonden zijn.
Volgens de burgemeester kan aan alle bewoners van verzoekers woning een verwijt worden gemaakt. Zij hadden redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van de aanwezigheid van de grote hoeveelheid drugs, wapens en verpakkingsmaterialen, waardoor de drugshandel zichtbaar moet zijn geweest. De woning en schuur zijn vrij toegankelijk voor de bewoners. Ook heeft [naam zoon 2] tot in 2020 een jeugdreclasseringsmaatregel gehad. Er bestond dus volgens de burgemeester een extra reden om goed toezicht te houden door verzoeker op de aanwezigheid van criminele activiteiten.
De burgemeester stelt dat het niet onmogelijk is om tijdelijk andere woonruimte te vinden binnen het sociale netwerk, via een verhuurorganisatie of anderszins. De burgemeester heeft een lijst van verhuurders bijgevoegd. Evenmin is gebleken dat een tijdelijk alternatief voor verzoeker financieel niet haalbaar zou zijn.
Duur
Normaliter volgt bij het aantreffen van een handelsvoorraad harddrugs sluiting voor
drie maanden. De burgemeester stelt echter dat er in dit geval verzwarende omstandigheden zijn: er zijn vuurwapens aangetroffen, er zijn meerdere locaties betrokken bij de drugshandel en er is sprake van drugshandel in georganiseerd verband. De burgemeester acht daarom een sluiting van zes maanden een benodigde redelijke termijn om de rol van verzoekers woning in de drugshandel ongedaan te maken.

Verzoek

Verzoeker betwist op de hoogte te zijn geweest van de drugs en de wapens. Hij stelt ook redelijkerwijs daarvan niet op de hoogte te hebben kunnen zijn. De harddrugs zijn aangetroffen in de schuur en niet in de woning. [naam zoon 1] gebruikte de schuur als ‘mancave’ en verzoeker noch [naam zoon 2] kwamen in de schuur. Daarnaast lagen de drugs niet in het zicht en zijn er geen signalen van drugshandel geweest.
Verzoeker had, mede vanwege zijn medische situatie, niet de mogelijkheid om toezicht te houden in en rondom de woning. Verzoeker is herhaaldelijk opgenomen geweest in het ziekenhuis, waarna hij in verband met herstel alleen maar in bed lag. Hij is in december 2021 opgenomen geweest vanwege gecompliceerde diverticulitis en in april 2022 vanwege een hartaanval. Hij dient stress te vermijden. Dit blijkt ook uit de brief van de huisarts van
7 juli 2022.
Verzoeker erkent wel op de hoogte te zijn geweest van de BB-gun in de woning. Dit is echter geen wapen maar een apparaat. Van de aanwezigheid van de overige wapens in de woning was verzoeker niet op de hoogte. Deze lagen ook niet in het zicht.
In verband met wat is aangetroffen in de woning en de schuur is [naam zoon 1] aangehouden. Verzoeker is verhoord en kon daarna naar huis. Hij zal niet worden vervolgd omdat niet is komen vast te staan dat hij op de hoogte was van de gevonden voorwerpen. [naam zoon 2] is door de politie helemaal niet benaderd en ook tegen hem is geen vervolging gestart.
Verzoeker en [naam zoon 2] zijn erg geschrokken van de aanhouding van [naam zoon 1] en wat is aangetroffen in de woning en de schuur. Verzoeker heeft veel te verduren gehad met zijn eigen gezondheid, terwijl hij ook de zorg heeft voor zijn kinderen. De zorg voor [naam dochter] wordt gedeeld met haar moeder maar de zorg voor zijn zonen heeft verzoeker alleen. Vooral over [naam zoon 2] maakt verzoeker zich zorgen. [naam zoon 2] heeft psychische klachten, paniekaanvallen, leeft geïsoleerd in zijn kamer en wil alleen bij verzoeker verblijven. Hij mijdt contacten met derden. Dit is ook de reden voor zijn schoolverzuim in het verleden en de jeugdreclasseringsmaatregel. De sluiting van de woning zal bij hem tot ernstige paniekaanvallen leiden. Ter onderbouwing heeft verzoeker een verklaring van [naam zoon 2] moeder van 10 juli 2022 overgelegd.
Verzoeker heeft verder aangevoerd dat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt. De burgemeester hanteert een straal van 750 meter, die niet alleen de woonwijk [naam woonwijk] (waar [straatnaam] is gelegen) omvat, maar meerdere woonwijken. Dit geeft een vertekend beeld geeft van de vraag in hoeverre [naam woonwijk] een voor de drugsproblematiek kwetsbare woonwijk is en daarmee is niet duidelijk of daarvan sprake is.
Daarnaast is niet gebleken dat buurtbewoners overlast hebben ondervonden van feitelijke handel vanuit de schuur of de woning. Duidelijk is dat [naam zoon 1] verantwoordelijk is voor hetgeen is aangetroffen en hij zit in detentie. Daardoor is er een verminderde noodzaak om tot sluiting over te gaan. Overigens is niet gebleken van handel vanuit de woning en ‘loop’ daar naar toe. Dit blijkt niet uit de bestuurlijke rapportage. Buren hebben niet waargenomen dat er werd gedeald. Verzoeker stelt dan ook dat met een minder ingrijpende maatregel volstaan had kunnen worden. Bovendien had de burgemeester kunnen volstaan met sluiting van alleen de schuur, nu de drugs daar zijn aangetroffen en de schuur niet één samenhangend geheel met de woning vormt.
Voorts doet verzoeker een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De burgemeester heeft gesteld dat verzoekers woning tezamen met de woningen van [straatnaam] 23 en 25 een schakel in de drugshandel vormt. De woning op nummer 23 is echter in het geheel niet gesloten en [straatnaam] 25 maar slechts gedurende één maand.
Verzoeker stelt tot slot dat de sluiting, vanwege zijn medische toestand en die van [naam zoon 2] , onevenredige gevolgen heeft. Daarnaast is het verzoeker nog niet gelukt om alternatieve woonruimte te vinden. Verzoeker stelt dan ook de burgemeester niet tot sluiting van zijn woning kan overgaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat het besluit van de burgemeester, waarbij aan verzoeker een last onder bestuursdwang is opgelegd tot sluiting van zijn woning en schuur gedurende zes maanden, in bezwaar stand zal houden. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De burgemeester is overgegaan tot sluiting, omdat in verzoekers schuur harddrugs zijn aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat die voor de handel bestemd waren. De burgemeester stelt als gevolg daarvan bevoegd te zijn tot handhavend optreden en voorts dat hij in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Bevoegdheid tot sluiting
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) kan de burgemeester bij zijn beoordeling van de vraag of sprake is van een handelshoeveelheid in redelijkheid aansluiten bij de door het Openbaar Ministerie toegepaste criteria, inhoudende dat bij de aanwezigheid van een hoeveelheid harddrugs die groter is dan 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs die groter is dan 5 gram in beginsel aannemelijk is dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
Vaststaat dat in de schuur bij verzoekers woning onder meer 1.220 ml GHB, 204 XTC-pillen, 11,02 gram cocaïne en 28,55 gram MDMA is aangetroffen.
Er is derhalve een hoeveelheid harddrugs aangetroffen waarvan in beginsel kan worden aangenomen dat deze bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast zijn er andere goederen aangetroffen die duiden op drugshandel, zoals gripzakjes, verpakkingsmateriaal en wapens.
Voor zover verzoeker heeft gesteld dat de drugs niet bestemd waren voor de handel, acht de voorzieningenrechter dat niet aannemelijk. De enkele stelling dat er van handel geen sprake is, acht de voorzieningenrechter daarvoor onvoldoende. De burgemeester is dan ook in beginsel bevoegd om tot sluiting van verzoekers woning over te gaan. De burgemeester heeft bij het besluit tot sluiting aansluiting gezocht bij de beleidsregel.
Gebruik maken van de bevoegdheid tot sluiting
Dat de burgemeester bevoegd is tot sluiting, betekent echter niet zonder meer dat hij ook redelijkerwijs tot sluiting heeft kunnen overgaan.
Op grond van rechtspraak van de AbRS dient de burgemeester alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is. [1] Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan in een openbare gelegenheid als een horeca-inrichting bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit de inrichting, verklaringen van buurtbewoners, het aantreffen van drugs bij bezoekers of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de AbRS dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. [2]
NOODZAKELIJKHEID
Ernst en omvang overtreding
Er is 1.220 ml GHB, 204 XTC-pillen, 11,02 gram cocaïne en 28,55 gram MDMA aangetroffen. Dit zijn harddrugs in ruim boven de toegestane hoeveelheden. Verder zijn er gripzakjes, verpakkingsmaterialen en wapens aangetroffen. Dat maakt de noodzaak tot handhaving groter.
Feitelijke handel
Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken. [3]
Alhoewel feitelijke handel vanuit verzoekers woning of schuur nooit is waargenomen en er ook geen meldingen van overlast bekend zijn, zijn er in de woning en schuur naast een grote handelshoeveelheid harddrugs ook materialen aangetroffen die duiden op handel, zoals verpakkingsmaterialen en wapens. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag dan ook worden aangenomen dat verzoekers perceel een rol vervulde binnen de keten van drugshandel.
Kwetsbare wijk
De burgemeester stelt dat verzoekers woning is gelegen in een omgeving die gevoelig is voor drugscriminaliteit. In een straal van 750 meter rondom [straatnaam] 16 zijn in de periode van 2013 tot heden in 35 panden drugs of drugsgerelateerde voorwerpen aangetroffen. Ook vormt de woning met twee andere woningen in dezelfde straat een schakel in de drugshandel.
Verzoeker heeft aangevoerd dat met het hanteren van een straal van 750 meter niet alleen zijn wijk [naam woonwijk] wordt betrokken, maar ook andere woonwijken.
De burgemeester heeft dit ter zitting erkend. Hij heeft genuanceerd dat er in alleen de wijk [naam woonwijk] , naast de woningen in [straatnaam] , nog 12 woningen zijn gesloten wegens drugs.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester, gelet hierop, kunnen stellen dat verzoekers woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Hij is voorts van oordeel dat de burgemeester zich op basis van de hiervoor vermelde omstandigheden redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een ernstige situatie. Er zijn aanwijzingen dat er vanaf verzoekers perceel werd gehandeld in drugs. Om een eind te maken aan de bekendheid en ter herstel van de openbare orde mocht de burgemeester een sluiting noodzakelijk achten.
Verzoeker heeft gesteld dat de noodzaak tot sluiting minder groot is omdat [naam zoon 1] gedetineerd is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt deze omstandigheid niet dat met sluiting niet de daarmee beoogde doelen, zoals reeds vermeld het wegnemen van de bekendheid als drugspand en ook herstel van de openbare orde, kunnen worden behaald. Bovendien is de sluiting een herstelsanctie die betrekking heeft op de woning als zodanig en slechts in mindere mate op de bij de drugshandel betrokken personen.
EVENWICHTIGHEID
Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting ook evenwichtig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Verwijtbaarheid
Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Wel wordt van de hoofdbewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht en dat dat mede afhankelijk is van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de hoofdbewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt. [4]
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker wellicht niet op de hoogte was van de aangetroffen drugs, maar daarvan wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn. Verzoeker had toezicht moeten houden op zijn woning en zijn schuur. Dat hij daartoe medisch gezien niet in staat was, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Verzoekers opnames in verband met de gecompliceerde diverticulitis en zijn hartaanval waren ruim voordat de doorzoeking op 4 mei 2022 plaatsvond en niet is gebleken dat verzoeker voor en na die opnames niet tot (fysiek) toezicht in staat was. Niet is gebleken dat verzoeker in verband met deze opnames zodanig bedrust moest houden dat hij in het geheel geen toezicht in zijn woning en schuur kon houden. Dat verzoeker stress dient te vermijden betekent evenmin dat hij geen toezicht had kunnen houden. Als verzoeker toezicht had gehouden, had hij in ieder geval de wapens in zijn woning - niet alleen een BB-gun, maar ook een gasdrukwapen, een automatisch vuurwapen, een gaspistool en een stiletto - kunnen opmerken en daarop actie kunnen ondernemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt verzoeker wel een verwijt te maken.
Gevolgen van de sluiting
Inherent aan sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning.
Ter zitting is gebleken dat [naam zoon 2] bij zijn moeder verblijft en verzoeker afwisselend bij vrienden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de stukken niet dat verzoeker en [naam zoon 2] , vanwege hun medische toestand, een zodanige binding hebben met de woning dat van hen een tijdelijk verblijf elders niet kan worden gevergd.
De verklaring van verzoekers huisarts dat de huidige stressvolle situatie onwenselijk is voor verzoekers gezondheid, acht de voorzieningenrechter onvoldoende om te concluderen dat verzoeker medisch gezien niet in staat is tot een tijdelijk verblijf elders of dat dat niet van hem verlangd kan worden.
Uit het behandelplan van 21 maart 2022 blijkt weliswaar dat [naam zoon 2] paniekaanvallen heeft, maar niet dat als hij tijdelijk ergens anders moet wonen dat zal leiden tot verslechtering daarvan in een zodanige mate dat het verlaten van de woning niet van hem gevergd kan worden. De verklaring van [naam zoon 2] moeder, dat [naam zoon 2] verblijf bij haar hem geen goed doet, is geen stuk van een medicus of een behandelaar, zodat daaraan niet de waarde kan worden gehecht die verzoeker daaraan gehecht wenst te zien.
Onder voormelde omstandigheden acht de voorzieningenrechter sluiting van verzoekers perceel niet onredelijk. Gelet op de verbondenheid van woning en schuur, en omdat in de woning wapens zijn aangetroffen, heeft de burgemeester daarbij niet hoeven volstaan met alleen sluiting van de schuur.
Duur van de sluiting
De burgemeester heeft gesteld dat ook in de woningen [straatnaam] 23 en 25 drugs en wapens zijn aangetroffen. Uit politieonderzoek is gebleken dat de bewoners van de drie woningen samenwerkten en dat die woningen een schakel vormen in de drugshandel. Het vermoeden bestaat dat een bewoner van [straatnaam] 16 en van [straatnaam] 25 een uitvoerende rol hadden in de drugshandel en een bewoner van [straatnaam] 23 een aansturende rol, aldus de burgemeester.
Ter zitting is gebleken dat de burgemeester aan de bewoner van [straatnaam] 23 alleen een waarschuwing heeft opgelegd en dat hij het pand [straatnaam] 25 één maand heeft gesloten. In de woning [straatnaam] 25 is onder meer 3,88 gram cocaïne, een vuurwapen en pepperspray aangetroffen. De burgemeester stelt te zijn overgaan tot sluiting van deze woning gedurende een maand, onder meer rekening houdend met de aanwezigheid van een minderjarig kind.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester onvoldoende kunnen uitleggen waarom in dit geval sluiting gedurende zes maanden gerechtvaardigd zou zijn, terwijl [straatnaam] 25 maar één maand gesloten is en [straatnaam] 23 in het geheel niet. De voorzieningenrechter acht een sluiting voor de duur van zes maanden onvoldoende gemotiveerd en vooralsnog onvoldoende evenwichtig. Alhoewel de burgemeester dit gebrek mogelijk kan repareren in het nog te nemen besluit op bezwaar, ziet de voorzieningenrechter daarin op dit moment wel aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Bij die voorlopige voorziening laat de voorzieningenrechter meewegen dat de burgemeester naar zijn oordeel bevoegd is tot sluiting van verzoekers perceel en ook in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Dat leidt de voorzieningenrechter tot de navolgende voorziening.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. De voorzieningenrechter schorst het besluit van de burgemeester, waarbij verzoekers woning, schuur en erf voor een periode van zes maanden zijn gesloten,
voor zover die sluiting de duur van drie maanden overschrijdt. Deze schorsing duurt voort tot zes weken na verzending van de beslissing op het bezwaar.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden.
Daarnaast krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 759,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit, voor zover dat de duur van drie maanden overschrijdt, tot zes weken na verzending van het besluit op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs.R.J. Wesel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022.
griffier
Voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
GHB, cocaïne en MDMA staan op lijst I.
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Beleidsregel)
In deze beleidsregels is opgenomen dat bij aanwezigheid van harddrugs (>0,5 gram / > 1 pil / > 5 mililiter) in een woning of bijbehorende erf bij een 1e constatering een sluiting van
3 maanden en bij een 2e overtreding een sluiting van 6 maande volgt.
Bij verzwarende omstandigheden wordt een langere sluitingstermijn gehanteerd, die in de handhavingsmatrix bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden.
Onder meer de volgende feiten en omstandigheden worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden:
  • er is sprake van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en Munitie;
  • de aannemelijkheid dat naast de woning/lokaal en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;
  • er is - blijkens politiegegevens - een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de AbRS van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912)
2.Zie de uitspraak van de AbRS van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1916)
3.Zie de uitspraak van de AbRS van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285)
4.Zie de uitspraak van de AbRS van 16 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:752)