ECLI:NL:RBZWB:2024:9458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK 24-001608
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op camper

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. R. Wouters. Het klaagschrift betreft de opheffing van een beslag dat gelegd is op een camper, die in beslag is genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar beslagene. Klager stelt dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de camper aan hem, omdat hij de redelijkerwijs rechthebbende is. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft echter betoogd dat beslagene geen aanspraak kan maken op derdenbescherming, omdat de camper niet is aangeschaft bij een garagebedrijf en als gestolen staat gesignaleerd in Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig is ingediend en klager ontvankelijk is. De rechtbank overweegt dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeert dat klager niet kan worden aangemerkt als redelijkerwijs rechthebbende op de camper, en verklaart het klaagschrift ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 24-001608
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
in de zaak:
[beslagene]
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: beslagene
[klager]woonplaats kiezende ten kantore van mr. R. Wouters, Postbus 275, 4330 AG Middelburg
hierna te noemen: klager

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 oktober 2023 in het strafrechterlijk onderzoek jegens [beslagene] in beslag is genomen: een Roller, type team Livingstone 5, kleur wit met [kenteken] (hierna te noemen: de camper)
  • het klaagschrift, ingediend op 17 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 mei 2024. Gehoord zijn:
- de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks;
- klager;
- [belanghebbende 1];
- en mr. R. Wouters als gemachtigd raadsman van klager en belanghebbende.
De overige belanghebbenden [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt. Het beslag zou daarom terug moeten worden gegeven aan [beslagene], omdat hem een beroep op derdenbescherming toekomt als bedoeld in artikel 3:86, derde lid, BW. Beslagene heeft immers de camper voor een normale prijs gekocht bij een autohandel. Daarbij heeft beslagene de camper nagetrokken bij de RDW en heeft hij de informatie omtrent de camper tot aan Frankrijk toe achterhaald. Echter, heeft beslagene inmiddels het eigendomsrecht van de camper (terug)verkocht aan klager, waardoor klager op dit moment de redelijkerwijs rechthebbende van de camper is.
De officier van justitie persisteert bij het verweerschrift van het Openbaar Ministerie waaruit volgt dat beslagene geen aanspraak kan maken op derdenbescherming op grond van artikel 3:86 derde lid BW. De camper is immers niet aangeschaft bij een garagebedrijf. Uit onderzoek is gebleken dat de camper vanaf 20 oktober 2022 als gestolen staat gesignaleerd in Frankrijk. Aangezien het onderzoek naar de camper inmiddels is afgerond verzet het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave van het beslag aan de rederlijkerwijs rechthebbende. In dit geval is de redelijkerwijs rechthebbende de aangever uit Frankrijk. Het beklag van klager dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
Bij de beoordeling van de vraag of de klager die stelt rechthebbende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt zal de rechter niet hoeven te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties, maar zal daarbij wel civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (vgl, HR 6 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3826, NJ 2003, 459). Het gaat in de beslagprocedure om een voorlopig oordeel omtrent de eigendoms- en bezitsrechten ten aanzien van het in het geding zijnde voorwerp (HR 3 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6983).
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte van [beslagene] blijkt dat hij via de site van [website] met de verkoper in contact is gekomen. Deze verkoper correspondeerde via een persoonlijk gmailaccount, niet zijnde een emailadres van een bedrijf, en gaf aan dat hij eigenaar was van een vakantiepark en de camper als inruil had ontvangen ter betaling van een door hem verkochte vakantiewoning. Hij gaf ook aan dat campers niet zijn ‘core-bussiness’ waren en hij er niet zoveel verstand van had, aldus [beslagene], die de camper vervolgens heeft kunnen bezichtigen in een loods in Dordrecht. Volgens de verkoper stond daar normaal de camper van zijn vader, maar die was nu op vakantie. Nadat [beslagene] na de bezichtiging had besloten de camper te kopen heeft hij de camper in Moerdijk opgehaald, bij [vakantiepark], één van de vakantieparken van verkoper, zo verklaart hij. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank kan gelet op deze omstandigheden niet vastgesteld worden dat sprake is van een bedrijfsmatige verkoper als bedoeld in artikel 3:86, derde lid, van het BW. Dat de camper uiteindelijk is gefactureerd door [bedrijf], maakt dit niet anders. Gelet hierop komt aan de beslagene dan ook geen beroep op derdenbescherming als bedoeld in dat artikel toe. Ook klager komt de bescherming op grond van genoemd artikel niet toe, nu niet gebleken is dat hij handelde als een natuurlijk persoon, die niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde, terwijl voorts niet is gebleken dat hij de camper heeft verkregen van een bedrijfsmatige verkoper als bedoeld in dat artikel.
De rechtbank stelt vast dat klager niet aangemerkt kan worden als de redelijkerwijs rechthebbende op het voertuig. De rechtbank verklaart het klaagschrift tegen op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).