ECLI:NL:HR:2003:AF3826

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01422/01 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave van inbeslaggenomen personenauto en eigendomsrecht

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Roermond, waarin het beklag van klager over de teruggave van een inbeslaggenomen personenauto ongegrond werd verklaard. De klager, geboren in 1972 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had de auto in Italië aangeschaft en was van mening dat hij recht had op teruggave. De Rechtbank had echter geoordeeld dat de oorspronkelijke eigenaar, die de auto door diefstal was kwijtgeraakt, zijn eigendomsrecht kon uitoefenen op basis van artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat de eigenaar het goed gedurende drie jaar na de diefstal kan opeisen.

De Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.J.M. Davids, heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank de juiste maatstaf heeft aangelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet in de burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties hoefde te treden, maar wel civielrechtelijke aspecten mocht betrekken. De Hoge Raad verwierp het beroep van klager, omdat er geen grond was voor cassatie en de bestreden beschikking niet vernietigd hoefde te worden. De beslissing werd op 6 mei 2003 openbaar uitgesproken.

De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beroep. De Hoge Raad volgde deze conclusie en bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarbij de teruggave aan de verzekeringsmaatschappij 'UNIVERSO' als redelijk werd beschouwd. De zaak benadrukt de complexiteit van eigendomsrechten in het kader van inbeslagname en de rol van de rechter bij het beoordelen van dergelijke geschillen.

Uitspraak

6 mei 2003
Strafkamer
nr. 01422/01 B
HJH/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 mei 2001, nummer 04/051524-00, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, wonende te [woonplaats] (België).
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven personenauto.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door klager. Namens deze heeft mr. A.H.M.J.F. Piëtte, advocaat te Roermond, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, omdat zij de aanspraak van klager op de personenauto, die hem in Italië is geleverd en door hem aldaar is betaald, heeft beoordeeld aan de hand van art. 3:86, derde lid, BW, terwijl naar Italiaans recht had moeten worden vastgesteld of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens klager kan uitoefenen.
3.2. Het klaagschrift behelst een beklag tegen het voornemen van de Officier van Justitie om de onder klager inbeslaggenomen personenauto op de voet van art. 116, tweede lid onder a, Sv aan een derde-belanghebbende terug te geven en houdt tevens een verzoek in tot teruggave aan klager van de personenauto.
3.3. De Rechtbank heeft, voorzover hier van belang, in de bestreden beschikking als volgt overwogen:
"Uit de processtukken volgt, dat [betrokkene 1], [a-straat 1] te [woonplaats] als gebruiker (voertuighouder was Leasing Company [A] te [vestigingsplaats]) van het inbeslaggenomene op 20 mei 1999 het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, zodat zich in casu de omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:86, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek, te weten dat de eigenaar (of zijn rechtsopvolger) het onderhavige inbeslaggenomen goed gedurende 3 jaren, te rekenen vanaf de dag van de diefstal af, als zijn eigendom kan opeisen. Nu [klager] de betreffende personenauto niet bij een reguliere autohandel heeft gekocht en gelet op de omstandigheden waaronder de koop en de overdracht van de personenauto hebben plaatsgevonden, doet zich niet een van de in dat artikellid bedoelde uitzonderingen daarop voor (...).
Blijkens een fax van 15 maart 2000 met opschrift
Attestazione di resa denunzia is verzekeringsmaatschappij "UNIVERSO", AG 67 Uniconsult te Rome getreden in de rechten op het inbeslaggenomene.
Nu op grond van het vorenstaande moet worden gezegd dat teruggave aan verzekeringsmaatschappij "UNIVERSO", Agentschap Uniconsult te Rome op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord moet worden geacht, dient het beklag ongegrond te worden verklaard."
3.4. In een geval als het onderhavige - waarin het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en de Officier van Justitie heeft medegedeeld voornemens te zijn de inbeslaggenomen zaak te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene - zal de rechtbank moeten beoordelen of die ander redelijkerwijs als rechthebbende op de zaak kan worden aangemerkt. Bij de beantwoording van die vraag zal de rechter niet behoren te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties, maar daarbij zal hij wel civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (vgl. HR 2 maart 1993, NJ 1993, 662). De door het middel verdedigde opvatting dat naar Italiaans recht had moeten worden vastgesteld of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens klager kan uitoefenen vindt derhalve geen steun in het recht.
3.5. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2003.