Beoordeling door de rechtbank
Wat beoordeelt de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd terug te komen op de weigering een Wajonguitkering toe te kennen. Ook zal beoordeeld worden of het UWV terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekte-oorzaak. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt daarvan onderdeel uit.
5. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser is van mening dat er wel sprake is van nieuwe feiten. De ervaringen die [psycholoog] noemt in zijn verklaring hebben ook betrekking op het moment rond de 18e verjaardag van eiser. Deze verklaring werpt een nieuw licht op de zaak. De verzekeringsarts b&b is niet op deze informatie ingegaan. Ook blijkt uit die informatie dat er sprake is van een toename van klachten uit dezelfde ziekte-oorzaak. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het UWV breder heeft getoetst dan de marginale toetsing zodat het beroep volledig dient te worden getoetst.
6. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzekeringsarts b&b op de hoogte was van de verklaring van de psycholoog. Het UWV heeft daarbij verwezen naar punt 8 van de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 30 januari 2023.
Grondslag van het bestreden besluit
7. Aan het bestreden besluit ligt een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
8. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheids-uitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak).
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het UWV een integrale beoordeling heeft gedaan. Uit het bewoordingen van het primaire besluit en het daaraan ten grondslag gelegde rapport van de verzekeringsarts, als ook het bestreden besluit blijkt dat er een beoordeling op grond van artikel 4.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft plaatsgevonden. Dat in het bestreden besluit is opgemerkt dat “overigens ook geen recht op een Wajonguitkering’’ bestaat, betekent niet dat er sprake is geweest van een integrale beoordeling. Omdat er een zuivere 4.6-beoordeling is gedaan zal aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden worden getoetst of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven het besluit van 25 september 2020 te herzien. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Is er sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden?
10. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Nieuwe stukken ter onderbouwing van de ingenomen stellingen kunnen uiterlijk in de bezwaarfase worden ingebracht.
11. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in zijn standpunt dat de stukken die eiser bij zijn verzoek van 7 december 2021 heeft overgelegd niet aangemerkt kunnen worden als nieuwe feiten. Een deel van de stukken heeft geen betrekking op de medische situatie van eiser op zijn 18e jaar. De stukken die wel betrekking hebben op het 18e jaar, bevatten geen andere medische informatie dan al bekend was bij het UWV vanuit de eerdere beoordelingen. Hoewel een deel van de overgelegde stukken op zich eerder niet bekend was, was de informatie die daarin staat al wel bekend. Daarom kunnen deze stukken niet als een nieuw feit worden aangemerkt.
12. Ook de informatie van de psycholoog van 30 december 2021 kan niet aangemerkt worden als een nieuw feit. Uit die informatie blijkt dat eiser op 25 mei 2021 in behandeling is gekomen. Dat is bijna 3 jaar na zijn 18e jaar. Dat de psycholoog melding maakt van een eerdere traumatische ervaringen betekent niet dat eiser op zijn 18e jaar al psychische klachten ervaart. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 30 januari 2023 blijkt dat de verzekeringsarts b&b deze informatie ook betrokken heeft bij zijn beoordeling. Deze informatie wordt immers expliciet vermeld, en samengevat weergegeven, op pagina 10 van zijn rapportage. Dat deze informatie niet genoemd is bij de heroverweging maakt niet dat geoordeeld moet worden dat deze informatie niet betrokken is geweest bij de beoordeling. Overigens kan ook niet ingezien worden hoe uit deze informatie opgemaakt kan worden dat er bij eiser al op het 18e jaar sprake was van psychische beperkingen.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om terug te komen op de eerdere weigering een Wajong toe te kennen.
Is het evident onredelijk om niet terug te komen op de eerdere weigering?
14. Er is geen aanleiding om te oordelen dat eiser wel als jonggehandicapte moet worden aangemerkt. Het is dan ook niet onredelijk om niet terug te komen op de eerdere weigering.
Is er sprake van toegenomen klachten uit dezelfde ziekte-oorzaak?
15. Eiser werd op zijn 18e jaar beperkt geacht vanwege jeugdreuma en morbus crohn. Er zijn op het 18e jaar geen psychische klachten aangenomen. De psychische klachten waar de psycholoog in 2021 melding van maakt, komen niet voort uit dezelfde ziekteoorzaak. Nu er geen sprake is van toegenomen klachten uit dezelfde ziekte-oorzaak kan eiser geen aanspraak maken op de zogenaamde amberbepalingen.
16. Uit het voorgaande volgt dat eiser niet kan worden aangemerkt als jonggehandicapte. Er bestaat dan ook geen aanleiding om voor de toekomst terug te komen op de eerdere weigering.
Overschrijding redelijke termijn
17. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit verzoek wordt toegewezen. Het bezwaarschrift van eiser is door het UWV ontvangen op 7 januari 2022. Vanaf de datum van de ontvangst van het bezwaarschrift door het UWV tot de datum van deze uitspraak is, afgerond naar hele maanden, 3 jaar verstreken. De redelijke termijn is dus, afgerond, met 12 maanden overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,--. Omdat de bezwaarfase (afgerond) 13 maanden heeft geduurd en daarmee 7 maanden te lang, komt 7/12 deel (dus € 583,33) voor rekening van het UWV en de rest (€ 416,67) voor rekening van de Staat der Nederlanden
(de Minister van Justitie en Veiligheid).