Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Wajong-uitkering teruggevorderd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de afwijzing van het verzoek van appellant om terug te komen van eerdere besluiten van het Uwv met betrekking tot zijn Wajong-uitkering. Appellant ontving vanaf 1978 een Wajong-uitkering, maar deze werd per 1 juli 2006 stopgezet vanwege inkomsten uit arbeid. Appellant heeft in 2018 verzocht om terug te komen van de besluiten van 8 februari 2007 en 23 maart 2007, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv geen aanleiding had om terug te komen van de eerdere besluiten. De Raad oordeelde dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoerde, in wezen herhalingen waren van wat eerder was aangevoerd en dat deze niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 januari 2024.