ECLI:NL:RBZWB:2024:8927
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 404, welke door belanghebbende als onterecht werd bestreden. De rechtbank heeft op 20 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, mr. S.M. Bothof, en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, en dat de beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de herleidingsmethode niet slagen.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van twee jaar met vier maanden is overschreden, en kent belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toe. De kosten van de procedure worden gedeeltelijk vergoed, waarbij de inspecteur en de Staat ieder voor de helft verantwoordelijk zijn voor de proceskosten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst de schadevergoeding toe, wat leidt tot een totale vergoeding van € 375 door de inspecteur en € 125 door de Staat.