ECLI:NL:RBZWB:2024:8923
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 22 mei 2023 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 10.346, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 20 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, mr. S.M. Bothof, en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de inspecteur de afschrijving correct heeft berekend. Belanghebbende had aangevoerd dat de herleidingsmethode toegepast moest worden, maar de rechtbank volgt de inspecteur in zijn standpunt dat de afschrijving op basis van de forfaitaire afschrijvingstabel moet worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft gehandhaafd.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met vier maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe, waarvan € 375 voor rekening van de inspecteur en € 125 voor rekening van de Staat. De rechtbank wijst het beroep ongegrond, maar kent wel de schadevergoeding toe en vergoedt de proceskosten voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding.