In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een 53-jarige alleenstaande man die dakloos is, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, vertegenwoordigd door de ISD Brabantse Wal. De eiser had op 12 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor een algemeen OV-abonnement, maar deze aanvraag werd op 2 januari 2024 afgewezen. De ISD stelde dat de kosten voor het OV-abonnement niet noodzakelijk waren, omdat eiser dagelijks zonder vervoersbewijs reist, wat leidt tot strafopleggingen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 15 november 2024 behandeld, waarbij mr. M. Kaplan als gemachtigde van eiser en mr. S.H.J. Aarts namens de ISD aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de kosten voor het OV-abonnement niet binnen de grenzen van wat algemeen noodzakelijk is vallen. Eiser heeft aangevoerd dat hij psychische problemen heeft en dat het straffen van zijn gedrag niet leidt tot een constructieve oplossing. De rechtbank oordeelde echter dat de ISD niet ten onrechte had besloten om geen bijzondere bijstand te verlenen, omdat de kosten niet noodzakelijk waren, maar eerder wenselijk om strafbare feiten te voorkomen. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat hij niet over voldoende inkomen beschikte.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de bijzondere bijstand af te stemmen op de persoonlijke omstandigheden van eiser, aangezien het zijn eigen keuze was om zonder vervoersbewijs te reizen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.