ECLI:NL:RBZWB:2024:8843

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23/10967
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen UWV-besluiten inzake Werkloosheidswet en terugbetalingsverplichtingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2024, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van eiseres tegen besluiten van het UWV beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar aanvragen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en tegen een terugbetalingsverplichting van € 285,69. Het UWV had op 16 oktober 2020 besloten om de aanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen en had haar in brieven van 13 maart en 22 juni 2023 herinnerd aan de terugbetalingsverplichting. De rechtbank heeft op 11 november 2024 de zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang heeft bij de beoordeling van de bestreden besluiten, omdat er geen feitelijke betekenis is voor haar situatie. Eiseres heeft niet aangegeven dat zij alsnog aanspraak wil maken op een WW-uitkering of dat zij het niet eens is met het terug te betalen bedrag. Bovendien heeft het UWV aangegeven dat de vordering inmiddels is kwijtgescholden. De rechtbank oordeelt dat het doel van eiseres, het instellen van een fraudeonderzoek, niet kan worden bereikt met deze procedures. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk en wijst de verzoeken om schadevergoeding af. Eiseres krijgt de betaalde griffierechten niet terug en ontvangt geen vergoeding voor proceskosten of schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/10967 WW, BRE 23/10968 WW en BRE 23/10969 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaken tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaren.
1.1
Met het besluit van 16 oktober 2020 heeft het UWV bepaald dat de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) niet in behandeling wordt genomen.
1.2
Met de brief van 13 maart 2023 heeft het UWV eiseres herinnerd aan het feit dat eiseres een bedrag van € 285,69 moet terugbetalen.
1.3
Met de brief van 22 juni 2023 heeft het UWV eiseres nogmaals geïnformeerd dat zij een bedrag van € 285,69 moet terugbetalen.
1.4
Tegen dit besluit en deze brieven heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met de bestreden besluiten van 4 oktober 2023 heeft het UWV de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.5
De rechtbank heeft de beroepen op 11 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens het UWV deelgenomen mr. H.J.J. Verhoeven. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij een beoordeling van de bestreden besluiten.
2.1
Uit vaste rechtspraak [1] vloeit voort dat pas sprake is van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Als sprake is van een al verstreken periode, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit voor een toekomstige periode van belang kan zijn. Daarnaast kan procesbelang aanwezig zijn in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [2]
2.2
Het UWV heeft de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Met deze beroepsprocedures kan eiseres alleen bereiken dat geoordeeld wordt dat haar bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat de primaire besluiten -voor zover daarvan sprake is- alsnog inhoudelijk moeten door het UWV worden getoetst.
2.3
De rechtbank stelt vast dat zelfs indien zij tot de conclusie zou komen dat het UWV ten onrechte de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard, dit oordeel eiseres niet in een betere positie brengt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat eiseres alsnog aanspraak wenst te maken op een WW-uitkering. Dat is door eiseres in ieder geval niet naar voren gebracht. Evenmin heeft zij gesteld dat zij het niet eens is met het door haar aan het UWV terug te betalen bedrag. Bovendien heeft het UWV in het verweerschrift onweersproken aangegeven dat de vordering die het UWV op eiseres had inmiddels is kwijtgescholden.
2.4
Uit de gedingstukken, waaronder het beroepschrift en de telefoonnotitie van 22 augustus 2023 leidt de rechtbank af dat eiseres bezwaar heeft gemaakt en beroep heeft ingesteld omdat zij aandacht wil vragen voor fraude die zou zijn gepleegd met haar gegevens. Er zou ten onterechte door een werkgever een dienstverband met eiseres zijn opgevoerd. Eiseres wil dat het UWV hier een onderzoek naar instelt.
2.5
Met het UWV is de rechtbank van oordeel dat dit doel van eiseres, het instellen van een fraudeonderzoek, in deze procedures niet kan worden bereikt. Dit is geen belang dat met deze procedures wordt gediend. Overigens heeft het UWV verklaard dat het door eiseres gewenste fraudeonderzoek inmiddels is ingesteld. Ter zitting is aangegeven dat dit onderzoek recent is afgerond.
2.6
Gelet op vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) levert de enkele wens tot verkrijging van een vergoeding van proceskosten of griffierecht in beroep geen zelfstandig procesbelang op. In de uitspraak van de CRvB van 2 april 2024 [3] , is voorts overwogen dat dit, in zaken als deze, nu ook geldt voor proceskosten in bezwaar. Een procesbelang wordt in dat geval alleen nog aangenomen als het bestuursorgaan zijn besluit herroept zonder een proceskostenvergoeding voor de bezwaarkosten toe te kennen, terwijl daar wel om is gevraagd. Hiervan is in dit geval geen sprake.
2.7
Volgens vaste rechtspraak bestaat belang bij een uitspraak als de betrokkene stelt schade te hebben geleden. Die schade moet dan wel tot op zekere hoogte aannemelijk worden gemaakt. Indien de beweerdelijk geleden schade niet het gevolg kan zijn van het bestreden besluit, kan aan het stellen van die schade geen procesbelang worden ontleend.
Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente, maar heeft nagelaten om toe te lichten waarover volgens haar wettelijke rente dient te worden vergoed. Bij gebreke van een nadere onderbouwing kan aan de vordering van schadevergoeding naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen procesbelang worden ontleend.

Conclusie en gevolgen

3. De rechtbank ziet niet in welk resultaat, dat voor eiseres feitelijke betekenis heeft, zij met deze procedure kan bereiken. Eiseres heeft daarom geen procesbelang bij een beoordeling van haar beroepen.
3.1
De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de zaken niet inhoudelijk zal beoordelen.
3.2
Nu de beroepen niet-ontvankelijk zijn, krijgt eiseres de door haar betaalde griffierechten niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten of schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- wijst af de verzoeken om schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 19 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.