ECLI:NL:CRVB:2024:747
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang in de vorm van zorg in natura met betrekking tot reeds verstreken periode en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang in de vorm van zorg in natura door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Appellante, die sinds december 2018 met haar twee kinderen in Nederland verblijft, had eerder aanvragen voor maatschappelijke opvang ingediend die door het college waren afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat appellante geen procesbelang had, omdat de aanvragen betrekking hadden op een reeds verstreken periode. De Raad heeft deze conclusie bevestigd en geoordeeld dat er geen materiële of immateriële schade is die een procesbelang zou rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante inmiddels over een huurwoning beschikt en dat de gestelde schade niet aannemelijk is. De Raad heeft ook overwogen dat het verzoek om vergoeding van proceskosten in bezwaar geen zelfstandig procesbelang oplevert. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.