ECLI:NL:RBZWB:2024:8687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
23/1784
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De naheffingsaanslag van € 9.644 werd opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, na een ongegrond verklaard bezwaar op 16 februari 2023. De rechtbank behandelt het beroep dat op 24 september 2024 is behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat de waarde van de auto, een Land Rover Range Rover Evoque, niet correct was vastgesteld door de taxateur van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de waarde op basis van een taxatierapport van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) heeft moeten vaststellen, wat resulteert in een hogere Bpm dan door belanghebbende was aangegeven. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende ongegrond en legt uit dat de bewijslast voor de waardevermindering bij belanghebbende ligt. Daarnaast wordt er een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend aan belanghebbende vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank wijst ook proceskosten toe aan belanghebbende, die door de inspecteur en de Staat moeten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1784

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 16 februari 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 9.644.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Van hetgeen op de zitting is besproken, is een proces-verbaal opgemaakt waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.
1.5.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft een uit het buitenland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type Land Rover Range Rover Evoque (hierna: de auto) doen inschrijven in het Nederlandse kentekenregister. Belanghebbende heeft op 12 mei 2022 aangifte voor de Bpm gedaan (de aangifte). De auto heeft als datum eerste toelating 6 mei 2017.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport van Voertuigtaxaties BV (het rapport) gevoegd. In het rapport heeft de taxateur van belanghebbende onder meer de volgende gegevens over de auto vermeld: Bruto Bpm € 52.545, de historische nieuwprijs NL incl. opties € 78.479 en de handelsinkoopwaarde na schade van € 6.069. De taxateur heeft voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde tot uitgangspunt genomen de koerslijstwaarde van Eurotaxglass van € 24.551. Op dit bedrag heeft de taxateur in totaal € 18.482 aan schade in mindering gebracht. Volgens de taxateur bestaat de totale waardevermindering wegens schade uit € 9.278 (72% van gecalculeerde reparatiekosten) plus € 6.752 wegens schadeverleden van de auto plus € 2.455 wegens ‘
Markt bijstelling buitenlandse levering (USA)’.
Volgens de aangifte bedraagt de verschuldigde Bpm voor de auto € 4.063.
3.2.
Namens de inspecteur is de auto door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) geïnspecteerd en getaxeerd. De bevindingen daarvan zijn in een rapport vastgelegd. De medewerker van DRZ heeft onder de bevindingen in het rapport aangegeven op welke onderdelen van de schadecalculatie van belanghebbende wordt afgeweken. Daarnaast heeft DRZ een calculatie van de reparatiekosten opgemaakt van de door hen aangetroffen schade (niet zijnde gebruikerssporen). Volgens DRZ bedragen de reparatiekosten € 4.088,92 (inclusief btw). Daarnaast bedraagt volgens DRZ de consumentenprijs van de auto (inclusief opties) zoals die in Nederland door de fabrikant of importeur kenbaar is gemaakt € 79.757 en bedraagt de handelsinkoopwaarde na schade van de auto € 27.731 (koerslijstwaarde van XRay van € 30.675 minus (72% van € 4.088,92)).
In het rapport van DRZ staat onder meer:
“Voertuig was vervuild tijdens de schouw bij DRZ. Bij de schouw bij DRZ is het voertuig al gedeeltelijk hersteld. De voertuiglak vertoont op meerdere plaatsen oppervlakkige vervuiling(en). Voor het verwijderen van de aanwezige vervuiling op het lakoppervlak volstaat het polijsten van de lak.”
3.3.
De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen van DRZ aan belanghebbende medegedeeld dat de inkoopwaarde in het rapport van belanghebbende niet juist is en daarom niet kan worden gebruikt. De inspecteur heeft, uitgaande van de historische Bpm van € 52.545, de verschuldigde Bpm berekend op basis van de forfaitaire tabel. Deze bedraagt € 13.707 en dit is volgens de inspecteur gunstiger voor belanghebbende. Voor het verschil van € 9.644 is de naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd.

Overwegingen

Taxatierapport en schade
4. Niet in geschil is dat de auto bij het tonen aan DRZ deels was hersteld. Belanghebbende betoogt echter dat bij het bepalen van de verschuldigde Bpm geen rekening moet worden gehouden met het deelherstel.. De afschrijving moet worden bepaald op het moment waarop de auto door de RDW is goedgekeurd. In artikel 8, vierde lid, onder b van de uitvoeringsregeling Bpm staat dat de afschrijving kan worden vastgesteld aan de hand van een taxatierapport dat is opgesteld ten hoogste één maand voor dat moment. De taxateur heeft op 12 mei 2022 de auto geschouwd en op dezelfde dag werd de auto goedgekeurd door de RDW. Dat betekent dat het taxatierapport niet ouder was dan een maand en dat de afschrijving op basis daarvan kan worden vastgesteld, aldus nog steeds belanghebbende.
De inspecteur heeft daartegen ingebracht dat de koerslijst van Eurotaxglass’s, een onderdeel van het rapport van belanghebbende, een (aanvraag)datum heeft van 15 mei 2022 en dat blijkbaar het taxatierapport na 12 mei 2022 nog is gewijzigd.
4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de auto bij het tonen aan DRZ deels al was hersteld. Daarmee heeft geen volledige schouw kunnen plaatsvinden in dezelfde staat als waarin de auto is getaxeerd. Dit komt voor rekening en risico van belanghebbende. De inspecteur kan dan ook in dit geval volstaan met een betwisting van het taxatierapport van belanghebbende. Het ligt dan op de weg van belanghebbende aannemelijk te maken dat sprake is van een hogere waardevermindering wegens schade dan die door DRZ in aanmerking is genomen. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niets heeft ingebracht tegen de door DRZ gecalculeerde reparatiekosten.
4.2.
Ook de bewijslast met betrekking tot de door belanghebbende gestelde in aanmerking te nemen waardevermindering vanwege het schadeverleden van de auto en het gegeven dat de auto voor de Amerikaanse markt is gemaakt (USA-uitvoering) rust op belanghebbende.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat voor een waardevermindering wegens het schadeverleden, belanghebbende dient aan te tonen dat er ten tijde van de inschrijving een gelijksoortige, gebruikte personenauto met een vergelijkbaar schadeverleden in Nederland was geregistreerd en wat de waardeverminderende invloed van dat schadeverleden op de handelsinkoopwaarde werkelijk is geweest ten opzichte van gelijksoortige, gebruikte personenauto’s die toentertijd in Nederland waren geregistreerd en niet een dergelijk schadeverleden kennen. Een verwijzing naar een algemeen bekend feit en/of een schatting in goede justitie is daartoe, anders dan waar belanghebbende van uitgaat, niet voldoende. [1] Belanghebbende heeft de waardevermindering wegens het schadeverleden van de auto naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond. Dit geldt eveneens voor het standpunt van belanghebbende dat de auto minder waard is vanwege een ‘USA-uitvoering’.
4.4.
De rechtbank is, gelet op wat hiervoor is overwogen, van oordeel dat het schadebedrag zoals dat in het taxatierapport van belanghebbende is opgenomen niet kan worden gevolgd.
Toepassing koerslijstwaarde minus schade DRZ
4.5.
Belanghebbende stelt subsidiair dat in plaats van de taxatiemethode de koerslijstmethode moet worden toegepast. Volgens belanghebbende dient de handelsinkoopwaarde van de auto te worden bepaald op de koerslijstwaarde van Eurotaxglass’s (€ 24.551) minus de schade zoals die door DRZ is geraamd (€ 2.944), dus op € 21.607. De inspecteur heeft daartegen ingebracht dat de koerslijst van Eurotaxglass’s niet kan worden gevolgd omdat de optie voor metallic lak met ‘nee’ is ingevuld.
4.6.
Niet in geschil is dat de auto zwart metallic van kleur is. De rechtbank verwerpt de enkele stelling van belanghebbende dat de kleur zwart metallic geen andere waardebepaling aangeeft in de koerslijst. Het is de rechtbank niet gebleken dat indien de koerslijst van Eurotaxglass’s de optie voor metallic lak met ‘ja’ zou zijn ingevuld de koerslijstwaarde zoals belanghebbende die voorstaat niet wijzigt. In de koerslijst van AutoTelexPro is immers de optie ‘metaalkleur’ wel meegenomen.
4.7.
Nu de koerslijstwaarde van belanghebbende niet kan worden gevolgd, kan het bedrag van de vermindering van de Bpm voor gebruikte auto’s niet worden berekend middels afschrijving op basis van de koerslijst. Het standpunt van belanghebbende over de historische nieuwprijs van de auto behoeft daarom geen behandeling meer.
4.8.
Belanghebbende heeft geen andere argumenten aangevoerd waarom de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld.
4.9.
Het beroep is ongegrond, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen.
Immateriëleschadevergoeding (ISV)
4.10.
Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van ISV vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 29 juli 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 17 december 2024. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 5 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. Omdat de bezwaarfase afgerond 7 maanden heeft geduurd en daarmee 1 maand te lang, komt € 100 (1/5) voor rekening van de inspecteur en de rest (€ 400) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Wel heeft belanghebbende recht op een ISV van € 500.
5.1.
Omdat het verzoek om ISV wordt toegewezen, komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van zijn proceskosten voor het indienen van dat verzoek. Omdat het verzoek is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, kent de rechtbank voor deze rechtsbijstand 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 875 en wegingsfactor 0,25 [2] , wat neerkomt op € 218,75. De inspecteur en de Staat moeten, ieder voor de helft, die kosten vergoeden.
5.2.
Belanghebbende krijgt het griffierecht niet vergoed, omdat het verzoek om ISV is gedaan na het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024 [3] en de rechtbank daar onvoldoende aanleiding voor ziet.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 100;
  • veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 400;
  • veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 109,38 aan proceskosten aan belanghebbende;
  • veroordeelt de Staat tot betaling van € 109,37 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 17 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Fout! De hyperlinkverwijzing is ongeldig.” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.vgl. Hoge Raad 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147.
2.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
3.Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, rov. 7.1.1 en 7.1.2.