ECLI:NL:RBZWB:2024:8601
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in de gemeente Veere
Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/10352, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande bungalow, vastgesteld op € 591.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 433.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 20 november 2024, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde van JUIST en de heffingsambtenaar door taxateurs.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet te hoog had vastgesteld. Belanghebbende had aangevoerd dat de heffingsambtenaar tijdens de bezwaarprocedure niet alle opgevraagde gegevens had verstrekt, wat volgens hem een schending van artikel 40 van de Wet WOZ inhield. De rechtbank concludeerde echter dat deze schending niet leidde tot een vernietiging van de uitspraak op bezwaar, omdat de heffingsambtenaar in beroep de benodigde informatie had verstrekt en belanghebbende niet benadeeld was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de vastgestelde WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd bleven. Belanghebbende kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten, omdat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.