In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, waarbij de heffingsambtenaar de waarde heeft vastgesteld op € 301.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerendezaakbelastingen. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij de vraag centraal staat of de heffingsambtenaar heeft gehandeld in strijd met de toezendplicht van gegevens zoals vastgelegd in artikel 40 van de Wet WOZ. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met deze verplichting, omdat de gevraagde gegevens tijdig zijn verstrekt en voldoende inzichtelijk zijn gemaakt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.