In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, worden de beroepen van belanghebbende tegen de beslissingen van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 12 september 2023 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd voor de jaren 2019 tot en met 2021. Belanghebbende, een voormalig zelfstandig ondernemer, had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur verklaarde de bezwaren voor de jaren 2019 en 2020 niet-ontvankelijk en de bezwaren voor 2021 ongegrond. Belanghebbende verzocht om wraking van de rechter in een andere zaak, wat leidde tot schorsing van die behandeling. De rechtbank oordeelde dat de beroepen met betrekking tot de aanslagen Zvw 2020 en 2021 niet-ontvankelijk waren, omdat belanghebbende geen procesbelang had. De overige beroepen werden ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht had afgewezen en dat de aanslagen correct waren opgelegd. De rechtbank besliste dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moest vergoeden, maar zag geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.