Uitspraak
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
dat wanneer in de toekomst dergelijke onjuistheden in de aangifte BPM worden aangetroffen, wel tot naheffing kan worden overgegaan’.
“In de periode dat ik de Citroën heb getaxeerd, heb ik telefonisch contact opgenomen met de heer [naam 3] van de belastingdienst en hem uitgelegd dat belanghebbende meerdere auto’s uit Denemarken wilde invoeren. Ik heb geen specifiek merk of type auto genoemd. Ik heb hem uitgelegd dat het allemaal nieuwe auto’s waren die in Denemarken geïmporteerd zouden worden maar door diefstal beschadigd waren en niet meer als nieuw verkocht konden worden. De heer [naam 3] heeft daarop geantwoord dat we de auto’s gewoon als schadeauto konden invoeren.”
‘wanneer in de toekomst dergelijke onjuistheden in uw aangifte BPM worden aangetroffen, wel tot naheffing kan worden overgegaan’, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat belanghebbende ten aanzien van de Nissan niet meer mocht vertrouwen op de eerdere toezegging. Naar het oordeel van de rechtbank is die passage namelijk bedoeld voor eventuele aangiften BPM die na de datum van die brief worden ingediend, gelet op de context van die brief en de gehele gang van zaken. Dit betekent dat belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt en de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.