ECLI:NL:RBZWB:2024:8092
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 13 mei 2023 een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende, omdat er geen parkeerbelasting was voldaan voor het parkeren van haar auto aan de [straat] te Breda. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond heeft verklaard en dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende stelde dat zij over een geldige parkeervergunning beschikte, maar de rechtbank oordeelt dat de vergunning niet geldig was in de zone waar de auto was geparkeerd. De rechtbank wijst erop dat de voorwaarden van de vergunning niet zijn nageleefd, waardoor er geen sprake was van parkeren met een vergunning. Bovendien slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet, omdat belanghebbende geen gelijke gevallen heeft aangedragen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.