ECLI:NL:RBZWB:2024:8013

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
10917599 \ MB VERZ 24-131
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 15 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de bebording en de straatinrichting verwarrend waren, waardoor hij niet had kunnen weten dat hij het voetgangersgebied binnenreed. De officier van justitie heeft de verklaring van de gemeente en de verbalisant als doorslaggevend beschouwd, maar de kantonrechter oordeelt dat de feitenbasis voor deze beslissing te smal was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden, maar heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Dit heeft geleid tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd, omdat de redelijke termijn van berechting was overschreden. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd verlaagd tot € 84,38, plus administratiekosten, en dat het teveel betaalde bedrag aan betrokkene moest worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verkeersborden en de noodzaak voor de officier van justitie om de hoorplicht te respecteren. De kantonrechter heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken over de verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat, wat de context van deze zaak verder verduidelijkt. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10917599 \ MB VERZ 24-131
CJIB-nummer: 0062 5422 4964 8166
uitspraakdatum: 21 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 oktober 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 15 mei 2022 om 18:02 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De verbalisant heeft verklaard dat betrokkene een gebied is ingereden waarvan de beheerder van het plaatselijke wegnet – i.c. de gemeente – van mening is dat deze ontoegankelijk voor gemotoriseerd verkeer moet zijn gedurende een groot deel van de dag. De gemeente heeft dit aangeduid door een combinatie van verkeersborden, waarin het G7 bord het belangrijkste is. Betrokkene stelt dat de bordencombinatie, zowel in opzet als in werking, tekort schiet waardoor betrokkene van mening was dat hij daarin mocht rijden. Volgens betrokkene zijn er meerdere weggebruikers voor hem geweest die ook deze fout hebben gemaakt door de gebruikte bordencombinatie. De officier van justitie kent doorslaggevende betekenis toe aan de verklaring van de gemeente en de verbalisant, zonder daarbij in te gaan op de inhoudelijke gronden van betrokkene. De feitenbasis voor de afweging door de officier van justitie is te smal geweest.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat de bebording en de straatinrichting niet compatibel zijn. Er wordt een bord getoond dat je een voetgangersgebied in rijd, maar het is een doorgaande weg. Dit zorg voor verwarring. Betrokkene heeft voor het bord stilgestaan en is toch doorgereden, omdat het onderbord aangaf dat tussen 11:00 en 06:00 uur een voetgangersgebied gold en betrokkene mogelijk 18:02 uur heeft geïnterpreteerd als 06:00 uur. Op het bord aan de linkerkant van de weg waren de tijden volgens betrokkene wel duidelijk aangegeven, maar betrokkene was gefocust op het bord aan de rechterkant van de weg.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Na aanpassing van de feitelijke situatie (met onder meer een inritconstructie) heeft de kantonrechter eerder geoordeeld dat vanaf 3 november 2021 zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk of moet het in ieder geval duidelijk zijn, dat op die plek een voetgangersgebied begint. De initiële beschikking is op 15 mei 2022 opgelegd en valt dus onder de periode waarin de verkeerssituatie voldoende duidelijk moet zijn. De bebording was duidelijk aanwezig en de tijden op het onderbord worden op 24 uurs basis aangegeven. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt tweemaal een matiging van 25% wegens schending van de hoorplicht en overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent dit ook niet.
Sinds 6 april 2021 is een gedeelte van de Nieuwlandstraat toegevoegd aan het voetgangersgebied in Tilburg. In de beginperiode werd volstaan met waarschuwingsbrieven. Vanaf 1 juli 2021 is er digitaal gehandhaafd en zijn boetes opgelegd.
De kantonrechter heeft op 28 maart 2023 in een groot aantal zaken geoordeeld over de boetes inzake de Nieuwlandstraat, zie ECLI:NL:RBZWB:2023:2062. De kantonrechter verwijst in deze zaak naar het algemene oordeel in die zaak en neemt dit oordeel over.
Dat oordeel is verdeeld over drie periodes en komt kort gezegd op het volgende neer.
In periode 1 (van 1 juli 2021 tot en met 9 september 2021) was de bebording niet in orde, zodat geen boetes mochten worden opgelegd.
In periode 2 (van 10 september 2021 tot en met 2 november 2021) was sprake van een zo onduidelijke situatie dat het niet redelijk was om een boete op te leggen.
Na aanpassing van de feitelijke situatie (met onder meer een inritconstructie) is vanaf 3 november 2021 (periode 3) naar het oordeel van de kantonrechter zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk of moet het in ieder geval duidelijk zijn, dat op die plek een voetgangersgebied begint. In beginsel is er dan ook geen aanleiding om boetes die zijn opgelegd vanaf 3 november 2021 onrechtmatig te achten of te matigen.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om daar in dit geval anders over te denken. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 2 juni 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim 4 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete nogmaals te matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 84,38, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,62,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: