ECLI:NL:RBZWB:2024:7961
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de gevolgen van schending van informatieplicht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 27 november 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar behandeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een woning in [plaats], vastgesteld op € 505.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet volledig heeft voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 40 van de Wet WOZ. De heffingsambtenaar had de belanghebbende niet alle opgevraagde gegevens verstrekt, wat in strijd is met de wet. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld en komt tot de conclusie dat de waarde moet worden verminderd tot € 479.000. Dit bedrag is gebaseerd op een herberekening die rekening houdt met de juiste toepassing van de KOUDV-factoren en het afnemend grensnut.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig moet worden verminderd. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende vergoeden. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 2.998. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.