ECLI:NL:CRVB:2022:701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de oorzaak van ongeschiktheid tot werken na zwangerschap en bevalling
In deze zaak gaat het om de vraag of de ongeschiktheid van appellante tot werken, ook na 2 juli 2014, nog haar oorzaak vindt in zwangerschap en/of bevalling. De Centrale Raad van Beroep heeft deze vraag bevestigend beantwoord, in tegenstelling tot de rechtbank. De Raad overweegt dat het Uwv bij de beoordeling van aanspraken op uitkeringen op grond van artikel 29a van de Ziektewet (ZW) de Richtlijn 'Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid' hanteert. Deze richtlijn is gewijzigd, waarbij de verzekeringsarts moet beoordelen of de oorzaak van de ongeschiktheid uitsluitend in andere factoren ligt dan de zwangerschap of bevalling. De Raad concludeert dat de psychische klachten van appellante, die voortkomen uit het overlijden van haar moeder, niet uitsluiten dat de zwangerschap een factor is geweest in het ontstaan en voortduren van deze klachten. Hierdoor is het causaal verband tussen de ongeschiktheid en de zwangerschap niet uitgesloten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante gegrond, waardoor het besluit van het Uwv wordt herroepen en het ziekengeld ongewijzigd wordt voortgezet.