ECLI:NL:RBZWB:2024:7628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
23/12124 REA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toekenning van begeleiding door een jobcoach wegens te late aanvraag en procesbelang

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de toekenning van begeleiding door een jobcoach op grond van het Reïntegratiebesluit. Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, maar de rechtbank Rotterdam heeft het beroep doorgestuurd naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het UWV heeft met een besluit van 31 juli 2023 aan eiser 4,75 uur begeleiding toegekend voor de periode van 12 juni tot 1 juli 2023. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft dit bezwaar ongegrond verklaard met een besluit van 1 november 2023, omdat de aanvraag te laat was ingediend. De rechtbank heeft op 15 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar de gemachtigde van het UWV niet. De rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang heeft, omdat het UWV aansluitend aan de periode waarover het in deze procedure gaat, opnieuw uren begeleiding heeft toegekend. Eiser heeft geen schade geleden, omdat de gemachtigde van eiser heeft verklaard dat hij de uren niet zal factureren aan eiser. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, evenals het beroep van de gemachtigde van eiser, die geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/12124 REA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1], eiser,

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van begeleiding door een jobcoach op grond van het Reïntegratiebesluit.
Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank [plaats 2]. Omdat niet de rechtbank [plaats 2] maar deze rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen, heeft de rechtbank Rotterdam het beroep aan deze rechtbank doorgestuurd.
1.2.
Het UWV heeft met het primaire besluit van 31 juli 2023 aan eiser over de periode van 12 juni t/m 1 juli 2023 4,75 uur begeleiding door een jobcoach toegekend.
Met het bestreden besluit van 1 november 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij die toekenning gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiser deelgenomen. De gemachtigde van het UWV is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Hij was ook niet gehouden te verschijnen. Alleen na oproeping is een partij verplicht om te verschijnen en kunnen door de rechtbank aan het niet-verschijnen consequenties worden verbonden. Dat is in dit geval niet aan de orde.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met begeleiding van een jobcoach als winkelmedewerker werkzaam bij [winkel]. Met ingang van 1 juli 2022 is deze overeenkomst met een jaar verlengd.
2.2.
Op 1 februari 2023 heeft eiser een Aanvraag jobcoach ondertekend. Hij vraagt begeleiding aan over de periode van 31 januari t/m 1 juli 2023. De begeleiding wordt geleverd door jobcoach [gemachtigde 1] van [B.V.] in [plaats 2] (tevens gemachtigde van eiser in deze procedure).
2.3.
Met het primaire besluit van 31 juli 2023 heeft het UWV aan eiser over de periode van 12 juni t/m 1 juli 2023 4,75 uur begeleiding door een jobcoach toegekend.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.4.
Met het bestreden besluit van 1 november 2023 heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard. Het UWV stelt dat eiser maar een deel van de aangevraagde uren begeleiding krijgt, omdat de aanvraag te laat is ingediend. De aanvraag had binnen vier weken na het begin van de vervolgbegeleiding ontvangen moeten worden. De vervolgbegeleiding is op 31 januari 2023 gestart. Omdat de aanvraag pas op 10 juli 2023 is ontvangen, krijgt eiser pas vanaf 12 juni 2023 begeleiding.
2.5.
Op 18 april 2023 heeft [winkel] de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met eiser met een jaar verlengd. Eiser heeft vervolgens weer een Aanvraag jobcoach bij het UWV ingediend. Met het besluit van 25 augustus 2023 heeft het UWV aan eiser over de periode van 5 juli 2023 t/m 1 januari 2024 42,96 uur begeleiding toegekend.

Beroep

3.1.
Eiser heeft aangevoerd dat door een kleine administratieve omissie de aanvraag niet is verstuurd en hij daardoor veel minder uren begeleiding heeft gekregen dan hij heeft aangevraagd. Beide knoppen ‘verzenden’ zijn in het portaal aangevinkt, de daaropvolgende vraag ‘dit document definitief verzenden’ is aan de aandacht ontsnapt. De jobcoach heeft die uren – 28,67 uur – echter wel geleverd. Dit blijkt ook uit het logboek. Hierdoor mist de jobcoach inkomsten en wordt hij financieel benadeeld.
3.2.
De Aanvraag jobcoach is op 1 februari 2023 tijdig ondertekend door de werkgever, de jobcoach en eiser. Daarmee was de aanvraag compleet. Doordat de jobcoach echter niet binnen vier weken daarna een vinkje heeft aangezet in het jobcoachportaal zijn er veel minder uren toegekend. Het UWV heeft overigens geen herinnering gestuurd om de aanvraag in te dienen.
3.3.
Het besluit van het UWV heeft negatieve financiële consequenties en is disproportioneel. Door jobcoaching werkt eiser sinds 1 december 2021 en is niet afhankelijk van een uitkering. Het UWV had dan ook, uit oogpunt van de menselijke maat, coulancehalve de aanvraag volledig moeten toekennen. Het gaat uiteindelijk om het resultaat en niet erom of het proces volledig volgens de administratieve regels verlopen is.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden geweigerd heeft aan eiser over de periode van 1 februari tot 12 juni 2023 uren voor jobcoaching toe te kennen.
5.2.
Voordat de rechtbank inhoudelijk aan deze vraag toe kan komen moet zij een aantal formele vragen beantwoorden. De rechtbank – de bestuursrechter in dit geval – is namelijk gebonden aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarin zijn onder meer regels vastgelegd over wie beroep kan instellen en of een beroep inhoudelijk kan worden beoordeeld.
Belanghebbende
5.3.
Zo kan op grond van de artikelen 1:2 en 8:1 van de Awb alleen een rechtstreeks belanghebbende beroep instellen.
De wetgever heeft deze voorwaarde onder meer gesteld om te voorkomen dat iedereen, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang, als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en bezwaar of beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, moet sprake te zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat belang moet rechtstreeks bij het desbetreffende besluit zijn betrokken. Bij een uitsluitend van een andere betrokkene afgeleid belang is niet aan deze eis voldaan. Het enkele feit dat sprake is van een contractuele relatie tussen degene tot wie een besluit is gericht en een derde, betekent niet dat het belang van die derde bij dat besluit reeds daarom als een afgeleid belang moet worden aangemerkt. Onderzocht moet worden of die derde los van die contractuele relatie ook een zelfstandig eigen belang heeft bij dat besluit. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan worden afgeleid dat dat bijvoorbeeld het geval zou kunnen zijn als in het desbetreffende besluit is bepaald dat betrokkene de ondersteuning niet meer mag betrekken van de verlener. [1]
5.4.
Op vragen van de rechtbank hierover heeft [gemachtigde 1] geantwoord dat hij vindt dat hij belanghebbende is bij het bestreden besluit. Als gevolg van het bestreden besluit heeft hij minder uren vergoed gekregen dan aan jobcoaching door hem zijn verleend. Hierdoor heeft hij financiële schade.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is [gemachtigde 1] echter geen belanghebbende, zoals bedoeld in de Awb. Zijn belangen zijn niet rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit. [gemachtigde 1] wordt weliswaar financieel getroffen door dat besluit, omdat eiser als gevolg van dat besluit bepaalde uren jobcoaching niet vergoed krijgt. Dat betekent echter niet dat hij een rechtstreeks belang heeft. Dat [gemachtigde 1] bepaalde uren niet vergoed krijgt is het gevolg van een afspraak die hij heeft met eiser, zodat hij alleen een afgeleid belang heeft via de (contractuele) relatie met eiser. Van een eigen, zelfstandig (vermogens)belang van [gemachtigde 1] bij het bestreden besluit, los van die (contractuele) relatie, is in dit geval geen sprake. Het belang van [gemachtigde 1] is dan ook niet rechtstreeks bij het bestreden besluit getrokken.
Dit betekent dat [gemachtigde 1] niet als belanghebbende tegen het bestreden besluit beroep kan instellen. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk. Dat betekent dat zijn beroep niet inhoudelijk kan worden beoordeeld.
Alleen eiser heeft een rechtstreeks belang bij het bestreden besluit en kan daartegen beroep instellen.
Procesbelang
5.6.
Vanwege het bepaalde in artikel 1:2 van de Awb is verder relevant of eiser een belang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit (procesbelang).
Er bestaat procesbelang als hetgeen degene die beroep instelt wil bereiken ook daadwerkelijk bereikt kan worden. In beginsel geldt dat geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij sprake is van een onderbouwd verzoek om schadevergoeding, dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode [2] .
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een inhoudelijk oordeel in dit geval niet van belang zijn voor een toekomstige periode. Aan eiser is namelijk met het besluit van
25 augustus 2023, aansluitend aan de periode waarover het in deze procedure gaat, over de aangevraagde periode opnieuw een aantal uren begeleiding toegekend. Niet is gebleken dat het bestreden besluit van invloed is geweest op dit opvolgende besluit. Dat betekent dat eiser niet om deze reden een procesbelang heeft.
Daarnaast is er geen sprake van schade aan de kant van eiser. Op zitting heeft [gemachtigde 1] namelijk verklaard dat hij de uren begeleiding die hij aan eiser over de periode van
31 januari tot 12 juni 2023 heeft verleend niet zal factureren aan eiser en dat eiser die uren niet aan hem hoeft te betalen.
Als gevolg van voorgaande heeft eiser geen procesbelang.
Nu eiser geen procesbelang heeft, is ook zijn beroep niet-ontvankelijk. Ook dat beroep kan de rechtbank daarom niet inhoudelijk beoordelen.
Evenredigheidsbeginsel
5.8.
Omdat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen, komt zij niet toe aan de vraag of het UWV coulancehalve, rekening houdend met de menselijke maat, aan eiser over de periode van 31 januari tot 12 juni 2023 jobcoaching had moeten toekennen.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover dat is ingediend door of namens eiser. Het beroep is eveneens niet-ontvankelijk voor zover [gemachtigde 1] dat als belanghebbende heeft ingediend.
Als gevolg hiervan heeft eiser geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep:
  • niet-ontvankelijk voor zover dat is ingediend door of namens eiser;
  • niet-ontvankelijk voor zover dat door [gemachtigde 1] als belanghebbende is ingediend.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier op 7 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 10 april 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:727) en 23 november 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:2461)
2.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB 31 juli 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1554)