In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 2 september 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 6 september 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen negen weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling op 6 september 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50. De rechtbank wijst erop dat de uitspraak openbaar is gemaakt en dat partijen binnen zes weken in verzet kunnen gaan tegen deze uitspraak.