Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen. Eiseres had op 26 juli 2023 een aanvraag ingediend voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade, maar de Dienst Toeslagen had niet tijdig beslist. Eiseres stelde de Dienst Toeslagen op 29 augustus 2024 in gebreke, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de beslistermijn was overschreden. De rechtbank besloot zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank bepaalde dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moest nemen. Echter, gezien de omstandigheden en het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen behandeld moest worden, werd een termijn van acht weken als redelijk beschouwd. Daarnaast werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres moest vergoeden.
De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank benadrukte dat als partijen het niet eens waren met de uitspraak, zij een verzetschrift konden indienen, waarin zij hun bezwaren moesten toelichten.