ECLI:NL:RBZWB:2024:7578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
22/5801 AW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van een tijdelijke aanstelling van een aspirant politieambtenaar en de rechtmatigheid van de Prof-fit test

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de verlenging van zijn tijdelijke aanstelling als aspirant politieambtenaar beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H. Welter, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef van politie, dat zijn tijdelijke aanstelling met één jaar was verlengd. De korpschef, vertegenwoordigd door mr. S.M. Boelens-Ten Seldam, had in zijn besluit aangegeven dat de aanstelling enkel kon worden verlengd zolang de opleiding niet was afgerond, wat in dit geval het geval was door een dienstongeval dat eiser had opgelopen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanstelling en de opleiding van eiser in overweging genomen, evenals de relevante wet- en regelgeving, waaronder het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en de Onderwijs- en Examenregeling politieacademie 2022 (OER 2022). De rechtbank concludeert dat de korpschef op goede gronden heeft besloten tot de verlenging van de tijdelijke aanstelling en dat de Prof-fit test, die eiser als onterecht beschouwde, een legitiem onderdeel van de opleiding is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit standhoudt. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5801 AW

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.H. Welter),
en

de korpschef van politie (de korpschef), verweerder

(gemachtigde: mr. S.M. Boelens- Ten Seldam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verlenging van zijn tijdelijke aanstelling.
1.1.
Met het besluit van 25 juli 2022 is de tijdelijke aanstelling van eiser verlengd met één jaar van 10 augustus 2022 tot en met 9 augustus 2023. Met het bestreden besluit van 27 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is de korpschef bij dat besluit gebleven.
1.2.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024, gelijktijdig met het beroep geregistreerd onder zaaknummer BRE 23/2683 BESLU, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de korpschef.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of de korpschef op goede gronden heeft besloten tot verlenging van de tijdelijke aanstelling van eiser. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij
tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
3.1.
Eiser is op 20 mei 2019 begonnen met de basispolitieopleiding, niveau 3, aan de Nederlandse Politieacademie. Met ingang van deze datum is hij tijdelijk aangesteld als aspirant voor de duur van één jaar op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
3.2.
In verband met de coronapandemie hebben de politieopleidingen vertraging opgelopen. De tijdelijke aanstelling is daarom met ingang van 20 mei 2020 verlengd op grond van artikel 3, zesde lid, van het Barp. Het salaris is aangepast alsof er geen vertraging was opgelopen. Met ingang van 10 augustus 2020 is eiser aangesteld voor de duur van twee jaar voor het afronden van de politieopleiding, niveau 3.
3.3.
Op 24 februari 2021 heeft eiser een ongeval gehad tijdens de opleiding. Dit ongeval is aangemerkt als een dienstongeval.
3.4.
Met het besluit van 9 augustus 2021 heeft de korpschef aangegeven dat lichtingen die vóór 2020 zijn gestart met de basispolitieopleiding niveau 3, de opleiding tot Allround Politiemedewerker (niveau 4) gaan volgen. Het opleidingsniveau van eiser is per 16 augustus 2021 gewijzigd van niveau 3 naar niveau 4. Dit heeft geen gevolgen voor het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden.
3.5.
Met het besluit van 7 juli 2022 (primair besluit) is de tijdelijke aanstelling op grond van artikel 3, zesde lid, van het Barp verlengd voor de duur van één jaar, onder gelijkblijvend salaris, voor de periode van 10 augustus 2022 tot en met 9 augustus 2023. Daarbij is aangegeven dat er slechts tot een vervolgaanstelling voor ambtenaar voor de vervulling van de politietaak kan worden overgegaan op het moment dat de opleiding is afgerond. Dat is nog niet het geval omdat eiser is geblesseerd naar aanleiding van het dienstongeval.
3.6.
Op 18 augustus 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Eiser stelt dat hij alle onderdelen van de opleiding met succes heeft afgerond. Op 28 september 2022 is eiser gehoord op zijn bezwaar.
Bestreden besluit
4.1.
In het bestreden besluit van 27 oktober 2022 heeft de korpschef overwogen dat een deel van eisers bezwaren ziet op de rechtmatigheid van het onderdeel ‘Professioneel- Fit’ (hierna: Prof-fit) binnen de politieopleiding. Op grond van artikel 74 van de Politiewet 2012 heeft de directeur van de politieacademie tot taak het ontwikkelen van politieonderwijs. De directeur van de politieacademie is op grond van artikel 90 van de Politiewet 2012 bevoegd om een examen- en onderwijsregelging vast te stellen en op grond daarvan is de directeur van de Politieacademie bevoegd om de Prof-fit test op te nemen in het curriculum. De korpschef is niet bevoegd om uitspraken te doen over de vraag of de Prof-fit test een rechtmatig onderdeel van de politieopleiding uitmaakt. Voor geschillen over examenopdrachten dient eiser zich te richten tot de Commissie van Beroep van de Politieacademie.
4.2.
De korpschef volgt eiser niet in de stelling dat de Prof-fit test een aanvullende medische keuring is. Het doel van de Prof-fit test is het vergroten van de fysieke belastbaarheid. Het is onderdeel van het curriculum van de politieopleiding en geen onderdeel van een selectietraject voorafgaand aan de aanstelling.
4.3.
Verder stelt de korpschef dat in het Barp [1] dwingend is voorgeschreven dat het bevoegd gezag slechts tot aanstelling van een ambtenaar in de politietaak kan overgaan op het moment dat de volledige politieopleiding is afgerond en een diploma is ontvangen. Van het behalen van het politiediploma is op het moment van het bestreden besluit geen sprake, waardoor er geen sprake kan zijn van aanstelling in de functie van Generalist GGP met het bijbehorende salaris. Indien eiser van mening is dat hij recht heeft op een schadevergoeding naar aanleiding van het dienstongeval, kan hij daartoe een verzoek indienen.
Beroepsgronden
5.1.
Eiser stelt dat de fysieke test met de naam ‘Prof-fit’ niet in de Onderwijs- en Examenregeling politieacademie 2022 (OER 2022) en de daaraan gerelateerde studiegidsen, examendocumenten en kwalificatiedossiers wordt genoemd als exameneis. Het stellen van ongegronde eisen is in strijd met de Wet op de medische keuringen, terwijl de korpschef als enig en uitsluitend opleidingsinstituut voor de nationale politie gehouden is om dergelijke regelgeving na te leven. Fysieke eisen aan politieambtenaren vloeien voort uit artikel 7, eerste lid, van het Barp en worden jaarlijks herhaald getest. De Prof-fit test kent geen grondslag en wordt eenmalig bij het afsluiten van de opleiding getest. Het is niet nodig voor de uitoefening van de politietaak.
5.2.
Eiser maakt bezwaar tegen de toepassing van de OER 2022 als algemeen verbindend voorschrift, omdat de Prof-fit test als onderdeel daarvan geheel niet is gemotiveerd en inbreuk maakt op eisers recht op keuze voor arbeid waarvoor hij geschikt is. Eiser komt een beroep toe op exceptionele toetsing. De eis van de Prof-fit test moet voor hem buiten toepassing blijven. [2]
Procesbelang
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser voldoende (proces)belang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit.
6.1.
Uit vaste rechtspraak [3] vloeit voort dat pas sprake is van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
6.2.
De korpschef stelt dat geen procesbelang voor eiser aanwezig is. Het na te streven resultaat is al bereikt, doordat eiser inmiddels de opleiding heeft afgerond en per 13 december 2023 in vaste dienst is aangesteld als Generalist GGP. Voor zover eiser stelt dat sprake is van een financieel belang wijst de korpschef erop dat eiser op grond van artikel 54b van het Barp een verzoek kan indienen tot vergoeding van eventuele restschade, waaronder begrepen inkomens- of vertragingsschade.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser wel belang bij de beoordeling van zijn beroep. Immers, het gaat er niet alleen om dat eiser (inmiddels) in vaste dienst is aangesteld, maar ook per wanneer. Als eiser op een eerdere datum in vaste dienst was aangesteld, zou dat immers financiële en eventuele andere rechtspositionele gevolgen voor eiser meebrengen. De rechtbank zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke behandeling van eisers beroep.
Ingangsdatum van de aanstelling
7. Op grond van artikel 2c, eerste lid, van het Barp kan aanstelling als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, slechts plaatsvinden na het voltooien van een politieopleiding.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kon eiser niet eerder dan na het voltooien van zijn opleiding aan de Politieacademie worden aangesteld als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak, welke aanstelling dan in beginsel een aanstelling in vaste dienst betreft. [4] Dat is immers een uitdrukkelijke voorwaarde die wordt gesteld in artikel 2c, eerste lid, van het Barp. Het is niet aan de korpschef om te beoordelen of de betreffende aspirant heeft voldaan aan alle eisen van de opleiding. Dat wordt beoordeeld door de examencommissie van de betreffende opleiding. Nadat eiser de opleiding op 13 december 2023 had voltooid, is hij conform de genoemde bepaling per die datum als Generalist GGP in vaste dienst aangesteld. Tot deze datum heeft de korpschef de tijdelijke aanstelling als aspirant op goede gronden verlengd.
Exceptieve toetsing
8. Eiser betoogt dat de rechtbank de OER 2022, althans voor zover de Prof-fit test daarvan onderdeel uitmaakt, voor hem buiten toepassing zouden moeten laten.
8.1.
De rechter kan de rechtmatigheid van een wettelijk voorschrift als zodanig toetsen. Dit wordt exceptieve toetsing genoemd.
Het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 3, zesde lid en (impliciet) op artikel 2c, eerste lid, van het Barp. De rechtbank begrijpt de beroepsgronden van eiser aldus dat eiser (ook) bedoeld heeft dat deze bepalingen uit het Barp buiten toepassing zouden moeten blijven.
Het Barp en de OER 2022 zijn algemeen verbindende voorschriften, gebaseerd op de Politiewet, en zijn geen wetten in formele zin. Een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, kan door de rechter in een zaak over een besluit dat op zo’n voorschrift berust, worden getoetst op rechtmatigheid. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. De rechter komt ook de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die indirecte toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer, waarbij de toetsing wordt verricht op de wijze als door de Centrale Raad van Beroep en de andere hoogste bestuursrechters in recente rechtspraak is uiteengezet. [5]
8.2.
De intensiteit van beoordeling kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, minder of meer terughoudend zijn. De enkele strijd met formele beginselen als het beginsel van zorgvuldige besluitvorming (artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht) en het motiveringsbeginsel kan niet leiden tot het onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. Als de bestuursrechter als gevolg van een gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding van het voorschrift niet kan beoordelen of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen, of het evenredigheidsbeginsel, kan hij het voorschrift wel buiten toepassing laten en een daarop berustend besluit vernietigen
.De rechtbank sluit aan bij de uitleg over de wijze van toetsen en de intensiteit van de toetsing die de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak van 25 juni 2024 [6] heeft gegeven.
8.3.
Eiser heeft niet onderbouwd waarom de bepalingen uit het Barp, meer in het bijzonder de artikelen 3, zesde lid en artikel 2c, eerste lid, van het Barp dan wel de OER 2022 exceptief getoetst zouden moeten worden, noch met welke bepalingen of algemene rechtsbeginselen deze regelgeving in strijd zou zijn. Eiser voert alleen aan dat de Pro-fit test als onderdeel van de OER 2022 niet gemotiveerd is en ‘inbreuk maakt op eisers recht op keuze voor arbeid waarvoor hij geschikt is’. Daarmee ageert eiser tegen de opleidingseisen. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar hetgeen daarover in rechtsoverweging 7.1 is overwogen. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd en ook overigens geen aanleiding om deze bepalingen, exceptief toetsend, buiten toepassing te laten. Eisers beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit stand houdt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Ook krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mr. J.W. Ponds en mr. J.E.C. Vriends, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 16 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit algemene rechtspositie politie (Barp)
Artikel 2c
1. Aanstelling als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en aanstelling als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, kan slechts plaatsvinden na het voltooien van een van de door Onze Minister aangewezen politieopleidingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, onder 1°, van de Politiewet 2012.
2. In afwijking van het eerste lid kan aanstelling als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en aanstelling als vrijwillige ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, tevens plaatsvinden in een functie in een van de door Onze Minister aangewezen vakgebieden in het domein uitvoering, indien de betrokkene enkel een van de door Onze Minister aangewezen politieopleidingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, onder 2°, van de Politiewet 2012 heeft voltooid.
Artikel 3
1. De aspirant wordt gedurende het eerste leerjaar van een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen politieopleiding tijdelijk aangesteld voor de duur van één jaar.
2. Indien de aspirant aan het eind van het eerste leerjaar een positief studieadvies ontvangt, dan wel door middel van vrijstelling door een eerder gevolgde opleiding instroomt in het tweede leerjaar, wordt hij aangesteld in tijdelijke dienst voor maximaal twee jaar bij het volgen van een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen driejarige of kortere opleiding.
3. Na het voltooien van een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen driejarige of kortere opleiding, wordt de aspirant aangesteld in vaste dienst als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak tenzij het bevoegd gezag anders beslist.
4. Indien de aspirant een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen vierjarige politieopleiding volgt, wordt hij nadat hij aan het eind van het eerste leerjaar een positief studieadvies ontvangt, aangesteld in tijdelijke dienst voor twee jaar voor het tweede en derde leerjaar.
5. Aan het eind van het derde leerjaar van de aspirant, bedoeld in het vierde lid, wordt de aspirant vast aangesteld als aspirant, tenzij het bevoegd gezag anders beslist. Na het voltooien van een krachtens artikel 2c, eerste lid, aangewezen vierjarige politieopleiding wordt de aanstelling gewijzigd in aanstelling als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak.
6. Het bevoegd gezag kan, in bijzondere gevallen, van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Voetnoten

1.In artikel 2c, eerste lid, juncto artikel 3, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
2.Eiser wijst in dit kader op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 juli 2029, ECLI:NL:CRVB:2019:2016.
4.Artikel 3, derde lid, van Barp.
5.Uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.