In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de verzuimboete van € 385 bij de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 beoordeeld. De inspecteur van de Belastingdienst had de verzuimboete opgelegd omdat de belanghebbende zijn aangifte niet tijdig had ingediend. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 30 juni 2023. De belanghebbende, afkomstig uit Roemenië, heeft zich afgemeld voor de zitting, maar de rechtbank heeft het onderzoek op 2 september 2024 heropend na een wisseling van de behandelend rechter. De rechtbank concludeert dat de inspecteur voldoende bewijs heeft geleverd dat de uitnodiging en aanmaning tot het doen van aangifte op het juiste adres zijn verzonden. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen verwijt treft voor het niet tijdig indienen van de aangifte, ondanks zijn lichamelijke beperkingen na een auto-ongeluk. De rechtbank wijst het beroep af en handhaaft de verzuimboete, waarbij zij ook oordeelt dat de boete passend en geboden is.