Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het rijden van 9 km per uur te hard buiten de bebouwde kom op 18 augustus 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 is de zaak behandeld. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk is gezien de omstandigheden en dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding was. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was en heeft verzocht om de boete te matigen met 25% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, aangezien de boete op 16 september 2022 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen met 25% en het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. De officier van justitie is opgedragen het te veel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen en de proceskosten van de betrokkene zijn vastgesteld op € 1.187,00.
De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.