ECLI:NL:RBZWB:2024:7338
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om ambtshalve vermindering van aanslag inkomstenbelasting box 3
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, die door belanghebbende werd betwist. De inspecteur verklaarde het verzoek om vermindering van de aanslag niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en wees het verzoek om ambtshalve vermindering af. Belanghebbende stelde dat de aanslag in strijd was met internationale grondrechten en dat de inspecteur op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een vermindering moest verlenen.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de onjuistheid van de aanslag voortvloeide uit nieuwe jurisprudentie, die niet leidde tot een ambtshalve vermindering. De rechtbank concludeerde dat de heffing van box 3 voor belanghebbende geen individuele en buitensporige last vormde, aangezien belanghebbende niet op haar vermogen had ingeteerd om de belasting te voldoen. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.