ECLI:NL:RBZWB:2024:7267
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en de toepassing van de herleidingsmethode
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 5.219, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de zaak aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende, waarbij de herleidingsmethode en de waardevermindering wegens schade centraal staan. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een waardevermindering door schade.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende op 16 maart 2022 aangifte heeft gedaan voor de registratie van een Mercedes Benz GLC-klasse Coupé 63 S AMG 4matic en een bedrag aan Bpm heeft voldaan van € 21.652. De inspecteur heeft een hertaxatie laten uitvoeren, waaruit bleek dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 90.824 bedraagt. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft gehandhaafd, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er meer dan normale gebruiksschade aanwezig was.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met vier maanden is overschreden en kent belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toe, waarvan € 375 voor rekening van de inspecteur en € 125 voor rekening van de Staat. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende ongegrond, maar kent wel een schadevergoeding toe voor de overschrijding van de redelijke termijn.