ECLI:NL:RBZWB:2024:7263
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 28 februari 2023 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 7.114, welke door de rechtbank als terecht werd beoordeeld. De rechtbank heeft op 17 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, en dat de beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de herleidingsmethode niet slagen.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van twee jaar met vier maanden is overschreden, en kent belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toe. Deze vergoeding wordt verdeeld tussen de inspecteur en de Staat, waarbij ieder € 250 moet betalen. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van griffierecht af, omdat dit verzoek na een relevant arrest van de Hoge Raad is gedaan.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een immateriële schadevergoeding toe en vergoedt de proceskosten voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.