ECLI:NL:RBZWB:2024:7260
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 6.361, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 17 september 2024 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof en de inspecteur door twee vertegenwoordigers. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag onterecht was en verlaagt deze naar € 4.480. Dit besluit is gebaseerd op de vaststelling van de historische nieuwprijs van de auto en de handelsinkoopwaarde, waarbij de rechtbank de argumenten van beide partijen heeft gewogen. Belanghebbende had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de proceskosten moet vergoeden en dat belanghebbende recht heeft op een terugbetaling van het griffierecht.