ECLI:NL:RBZWB:2024:7142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/1402
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de voortzetting van haar WIA-uitkering. Eiseres had een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in de arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80% per 2 maart 2018 en een toekenning in de klasse 80-100% per 27 maart 2021. Het UWV had de mate van arbeidsongeschiktheid per 27 maart 2021 verhoogd van 73,24% naar 75,18%, maar de rechtbank concludeert dat de arbeidsongeschiktheid per 27 maart 2021 volledig maar niet duurzaam is. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 maart 2018 heeft vastgesteld op 72,59% en dat de WIA-uitkering ongewijzigd is voortgezet. De rechtbank heeft de uitspraak op 22 oktober 2024 gedaan, waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard. Eiseres heeft recht op een WGA-uitkering, maar niet op een IVA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Het UWV moet het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1402 WIA

uitspraak van 22 oktober 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de ongewijzigde voortzetting van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80% per 2 maart 2018 en tegen de toekenning van een WIA-uitkering in arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100% per 27 maart 2021. In beide gevallen is sprake van een WIA-uitkering binnen het kader van de Wet gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 30 december 2021 (primair besluit) de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 27 maart 2021 verhoogd van 73,24% naar 75,18%. Dit heeft tot gevolg dat de aan eiseres toegekende WIA-uitkering in de arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80% ongewijzigd is voortgezet.
1.2.
Met het bestreden besluit van 22 december 2023 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft overwogen dat er in de primaire fase ten onrechte geen herbeoordeling had plaatsgevonden van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 2 maart 2018. In bezwaar is dat alsnog gedaan, met als conclusie dat de arbeidsongeschiktheidsklasse per die datum geen wijziging behoeft. Daarnaast heeft het UWV geconcludeerd dat per 27 maart 2021 de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres hoger is, waardoor zij vanaf die datum voor 80-100% arbeidsongeschikt moet worden geacht.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, en drs. [naam 1] namens het UWV.
1.5.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 2 maart 2018 voor 72,59% arbeidsongeschikt is en per 21 maart 2021 voor 100% arbeidsongeschikt in het kader van de WGA. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1
Bij de beoordeling per 2 maart 2018 is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven. Bij de beoordeling per 21 maart 2021 is van belang of de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet alleen volledig is, maar ook duurzaam.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 maart 2018 heeft vastgesteld op 72,59% en per 27 maart 2021 op 100% maar niet duurzaam, en dus terecht aan eiseres een WGA-uitkering is toegekend
.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als behandelaar/begeleider verslavingszorg. Nadat deze werkzaamheden zijn beëindigd, heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vanuit de WW is zij uitgevallen voor werk vanwege psychische klachten.
Het UWV heeft aan eiseres een WGA-uitkering toegekend per 24 mei 2016 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,35%. Hiertegen is eiseres in bezwaar gegaan. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de mate van arbeidsongeschiktheid naar 73,24%. Na het einde van de loongerelateerde WGA-uitkering heeft eiseres afwisselend een vervolguitkering of een loonaanvullingsuitkering ontvangen (afhankelijk van inkomen uit arbeid).
Op 27 maart 2021 heeft eiseres zich bij het UWV gemeld met toegenomen klachten per 2 maart 2018. Daarop is het in de inleiding genoemde procesverloop gevolgd.
De mate van arbeidsongeschiktheid per 2 maart 2018
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en was aanwezig bij de hoorzitting. Eiseres lijdt aan longemfyseem en hooikoorts. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) per datum 27 maart 2021 is daarom een beperking opgenomen ten aanzien van stof, rook, damp en gassen (punt 3.5). Voor het aannemen van een beperking op dit onderdeel per datum 2 maart 2018 is volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding. Uit de aanwezige medische informatie blijkt namelijk niet dat per die datum sprake was van longproblematiek noch dat eiseres hierdoor belemmeringen ervaarde. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres per 2 maart 2018 zijn neergelegd in de FML van 29 september 2023.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat op 2 maart 2018 wel sprake was van longproblematiek. Zij verwijst daartoe naar een brief van longarts [naam 2] van 9 mei 2017. Gezien de geobjectiveerde astma bronchiale is een beperking op punt 3.5 (stof, rook, gassen en dampen) volgens eiseres op zijn plaats.
4.3
Naar aanleiding van het (aanvullend) beroepschrift heeft de verzekeringsarts b&b aanvullend gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b blijft bij zijn standpunt dat voor het aannemen van een beperking ten aanzien van stof, rook, gassen en dampen per 2 maart 2018 geen aanleiding is. Uit de brief van [naam 2] blijkt namelijk dat op dat moment geen sprake was van longemfyseem maar van astma bronchiale. Dit is een ziektebeeld met aanvalsgewijs optredende en vrijwel volledig reversibele luchtwegobstructie. Ook is de longfunctie niet verslechterd en is er geen noodzaak voor het starten met anti-astma medicatie.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder longklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De verzekeringsarts b&b heeft in de FML van 29 september 2023 per datum 27 maart 2021 vanwege het lijden aan longemfyseem een beperking aangenomen op punt 3.5, met als toelichting dat eiseres niet kan werken in een omgeving met stof, rook, gassen en dampen die verder gaat dan het normale dagelijks functioneren. In beroep is niet (langer) gesteld en evenmin is gebleken dat eiseres in 2018 al leed aan longemfyseem. Toch dient de beperking op punt 3.5 volgens eiseres ook te worden aangenomen per 2 maart 2018. Zij wijst daartoe naar de brief van 9 mei 2017 van de longarts met daarin de diagnose astma bronchiale. De rechtbank overweegt dat niet de diagnose bepalend is voor de vraag of eiseres al dan niet (in hogere mate) arbeidsongeschikt is, maar haar beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum in geding. [1] Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat astma-aanvallen kortdurend zijn en getriggerd worden door stof en rook. Eiseres heeft echter geen medische stukken overgelegd, waaruit blijkt dat bij haar sprake is van deze klachten en/of trigger. Daartegenover staat dat uit de brief van de longarts blijkt dat er destijds geen aanleiding was om eiseres anti-astma medicatie voor te schrijven, en dat wordt toegezien op een (nieuwe) poging het forse rookgedrag van eiseres te staken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de beperkingen van eiseres als gevolg van haar longklachten op de datum in geding zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 29 september 2023 (per 2 maart 2018).
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; Sbc-code 111180), Huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en Keukenhulp (Sbc-code 111331).
5.2
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 72,59%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 maart 2018 heeft vastgesteld op 72,59%. Het beroep is in zoverre ongegrond.
De duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid per 27 maart 2021
7. Niet in geschil is dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is per 27 maart 2021. De
vraag ligt voor of de arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding (27 maart 2021) moet worden geacht volledig én duurzaam te zijn, zodat eiseres op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een uitkering in het kader van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) in plaats van een WGA-uitkering.
7.1.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie, of een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. [2]
7.2.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. [3]
Is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd?
7.3.
Eiseres stelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat daarin geen oordeel is gegeven over de duurzaamheid van haar beperkingen per 27 maart 2021.
7.4.
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b per datum 27 maart 2021 meer beperkingen heeft aangenomen en daarom op 29 september 2023 een nieuwe FML heeft opgesteld. De arbeidsdeskundige b&b komt op basis van deze nieuwe FML en na eigen onderzoek tot de conclusie dat eiseres 100% arbeidsongeschikt is en geen restverdiencapaciteit heeft. Uit deze rapportages en uit het bestreden besluit blijkt echter niet dat de verzekeringsarts b&b zich een oordeel heeft gevormd over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Dat had wel gemoeten om te kunnen beoordelen of eiseres op de datum in geding (27 maart 2021) recht heeft op een IVA- of een WGA-uitkering. Dit betekent dat sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de verzekeringsarts b&b in beroep in een nadere rapportage alsnog is ingegaan op de duurzaamheid van de beperkingen van eiseres. De rechtbank ziet hierin aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren.
Is eiseres per 27 maart 2021 duurzaam arbeidsongeschikt?
7.5.
Eiseres stelt dat haar beperkingen duurzaam zijn. Uit de beschikbare medische informatie blijkt weliswaar dat zij nog in behandeling is, maar zij heeft al vele behandeltrajecten doorlopen die niet hebben geleid tot een evidente verbetering. Mede gelet op haar relatief hoge leeftijd zijn volgens eiseres onvoldoende onderbouwde argumenten te geven om te veronderstellen dat een bepaalde behandeling tot significante verandering van de situatie zou kunnen of moeten leiden.
7.6.
De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van het (aanvullend) beroepschrift gerapporteerd dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn, omdat zij nog behandelmogelijkheden heeft. Daartoe verwijst de verzekeringsarts b&b naar medische informatie van de GZ-psycholoog van 13 juni 2021, waaruit blijkt dat sprake is van diverse factoren in de privé-situatie van eiseres waardoor haar depressieve klachten niet verdwijnen. Daarnaast is vermeld dat er een indicatie is voor het verlengen van het traject met individuele gesprekken en deelname aan de rouwverlichtingsgroep en aan psychomotorische therapie. Van deze behandelingen mag verwacht worden dat haar sociaal functioneren zal verbeteren en dat eiseres leert omgaan met haar klachten, wat verbetering van de belastbaarheid teweeg brengt. De verwachting van meer dan geringe verbetering wordt bevestigd door het feit dat eiseres in staat was om op oproepbasis in de horeca te werken van mei tot en met oktober 2021. Gezien het lage niveau van de normwaarden van de beperkingen, is de leeftijd van eiseres geen belemmering.
7.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b in het rapport van 2 april 2024 deugdelijk gemotiveerd waarom meer dan geringe verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat de verzekeringsarts in dit kader niet alle beperkingen van eiseres heeft genoemd, maakt dit niet anders. De rechtbank begrijpt dit aldus dat bedoeld is dat ten aanzien van de niet genoemde beperkingen, zoals het longemfyseem, geen verbetering te verwachten is. Op de gebieden waar dat laatste wel het geval is, heeft de verzekeringsarts b&b dat deugdelijk gemotiveerd en onderbouwd. Daarbij is de verzekeringsarts b&b ingegaan op de (lange geschiedenis van) behandelingen, de verergering van haar depressieve klachten door externe oorzaken, en de leeftijd van eiseres. Uit de brief van de GZ-psycholoog van 13 juni 2021 kan niet worden afgeleid dat de verlenging van de behandeling is geïndiceerd tot behoud van belastbaarheid. Ook de verwijzing van de verzekeringsarts b&b naar het werken als oproepkracht bevestigt de mogelijkheden tot verbetering. Eiseres heeft met haar stelling dat geen verbetering zal optreden, zonder (medische) onderbouwing, onvoldoende ingebracht om het standpunt van de verzekeringsarts b&b te weerleggen.
Dit betekent dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres per 27 maart 2021 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het beroep is ook in zoverre ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 maart 2018 heeft vastgesteld op 72,59% en de WIA-uitkering ongewijzigd heeft voortgezet. Daarnaast is de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 27 maart 2021 terecht vastgesteld op 100% maar niet duurzaam en is terecht per die datum een WGA-uitkering naar arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100% toegekend.
8.1.
Omdat er sprake was van een gebrek en artikel 6:22 van de Awb is toegepast, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten.
Het UWV moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,00. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,00.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,00 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 22 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:22 van de Awb
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
In artikel 47, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering [in het kader van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten] ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:184., en van 22 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:360.
2.Artikel 4 van de Wet WIA.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1341.