In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 712.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard, waarop belanghebbende beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 18 september 2024.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was verstreken op 30 maart 2022. Het bezwaarschrift was gedateerd op 4 maart 2022, maar werd pas op 7 april 2022 door de heffingsambtenaar ontvangen. De rechtbank concludeert dat de gemachtigde van belanghebbende niet tijdig heeft gehandeld en dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met zes maanden is overschreden, maar wijst de schadevergoeding af omdat de overschrijding voor rekening van belanghebbende komt door bijzondere omstandigheden, zoals een onvolledige machtiging en een ongefundeerd beroep op betalingsonmacht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.