ECLI:NL:RBZWB:2024:6825

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
22/3849
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake onroerendezaakbelastingen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 712.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard, waarop belanghebbende beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 18 september 2024.

De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was verstreken op 30 maart 2022. Het bezwaarschrift was gedateerd op 4 maart 2022, maar werd pas op 7 april 2022 door de heffingsambtenaar ontvangen. De rechtbank concludeert dat de gemachtigde van belanghebbende niet tijdig heeft gehandeld en dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met zes maanden is overschreden, maar wijst de schadevergoeding af omdat de overschrijding voor rekening van belanghebbende komt door bijzondere omstandigheden, zoals een onvolledige machtiging en een ongefundeerd beroep op betalingsonmacht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3849

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] te [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 juni 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 16 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats 2] (hierna: het object) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 712.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen eigenaar voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Tegen die beslissing heeft belanghebbende beroep ingesteld. De gebruiker van het object heeft desgevraagd geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als partij aan het geding deel te nemen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen mr. Bartels en namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2] en [taxateur] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en heeft de heffingsambtenaar, na beoordeling van de door de gemachtigde aangevoerde omstandigheden, het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Die termijn begint op de dag na die van de dagtekening van de beschikking, tenzij de beschikking na de dagtekening bekend is gemaakt. Dan begint de termijn op de dag na de bekendmaking. [2] Een bezwaarschrift is op tijd ingediend als het voor het einde van de termijn door de heffingsambtenaar is ontvangen. Ook is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. [3] Als een bezwaarschrift te laat is ingediend, is het bezwaar niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet op tijd indienen van het bezwaarschrift niet is toe te rekenen aan belanghebbende. Dan laat de heffingsambtenaar niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Belanghebbende heeft zich in het beroepschrift en de aanvulling daarop in algemene bewoordingen afgevraagd op welke datum het aanslagbiljet met dagtekening 16 februari 2022 is verzonden. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat belanghebbende de beschikking na de dagtekening, pas op 2 of 3 maart 2022, moet hebben ontvangen omdat zij een ontvangen biljet direct doorstuurt naar de gemachtigde. De gemachtigde biedt vervolgens een 24-uursgarantie, inhoudende dat hij binnen 24 uur een bezwaarschrift opstelt, in dit geval op 4 maart 2022, en dit poststuk diezelfde dag naar het postcentrum brengt.
4.1.
Indien een belanghebbende de verzending van een - niet-aangetekend - poststuk voldoende gemotiveerd betwist, is het in beginsel aan de heffingsambtenaar om die verzending aannemelijk te maken. [5] De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst van het poststuk op het adres van belanghebbende. Dit brengt mee dat de heffingsambtenaar in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Indien het poststuk niet-aangetekend is verstuurd, zoals in dit geval, kan de heffingsambtenaar dat bewijs leveren door een administratie te overleggen waaruit blijkt dat en op welke datum het poststuk is verzonden. [6]
4.2.
Vaststaat dat de beschikking is verstuurd aan belanghebbende op het juiste adres en dat de gemachtigde die op 4 maart 2022 in bezit had (gelet op de dagtekening van het bezwaarschrift). De heffingsambtenaar heeft printscreens, een opdrachtbrief en een verzendetiket (gedateerd 11 februari 2022) overgelegd en op grond daarvan acht de rechtbank alleszins aannemelijk dat de heffingsambtenaar de beschikking al voor (woensdag) 16 februari 2022 heeft verzonden.
4.3.
Gelet op het moment van verzenden en de dagtekening van de beschikking is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift geëindigd op (woensdag) 30 maart 2022. Het bezwaarschrift is gedateerd 4 maart 2022 maar ontvangen door de heffingsambtenaar op (donderdag) 7 april 2022, meer dan een week na afloop van de bezwaartermijn. De heffingsambtenaar heeft daarnaast nog gesteld dat de gemachtigde het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn ter post heeft bezorgd, dat dit blijkt uit een stempel van PostNL
“FRANKERING GECONTROLEERD U02.220406.[kenmerk]”op de envelop waarin het bezwaarschrift is ingediend en dat de datum 6 april 2022 past bij het op het bezwaarschrift geplaatste ontvangststempel (donderdag) 7 april 2022.
4.4.
Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de gemachtigde het bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend. Daarbij valt nog op dat de gemachtigde in zijn (eerste) beroepschrift heeft gesteld dat het bezwaarschrift op of rond 28 februari 2022 door de heffingsambtenaar is ontvangen, een datum voor de dagtekening van het bezwaarschrift. De enkele verklaring van de gemachtigde dat hij zijn organisatie zo heeft ingericht dat hij zijn cliënten een 24-uursgarantie biedt is geen reden aan te nemen dat hij niet in verzuim is geweest.
4.5.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een beoordeling van de vastgestelde waarde.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
5. Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
5.1.
De redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg bedraagt een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift van belanghebbende ontvangen op 7 april 2022. De rechtbank doet uitspraak op 7 oktober 2024, waarmee de redelijke termijn is overschreden met zes maanden.
5.2.
De gemachtigde heeft in zijn (eerste) beroepschrift geen woord gewijd aan de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, hij heeft na het instellen van beroep een ongefundeerd beroep gedaan op betalingsonmacht, vervolgens heeft hij € 50 betaald in plaats van het verschuldigde griffierecht van € 365 en pas nadien het restant. Daarnaast heeft hij in eerste instantie een onvolledige machtiging van belanghebbende verstrekt. Onder deze bijzondere (vertragende) omstandigheden ziet de rechtbank reden de overschrijding van de redelijke termijn voor rekening te laten komen van belanghebbende en geen vergoeding toe te kennen voor immateriële schade.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent ook dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 7 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
5.Hoge Raad 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102, r.o. 2.4.2.
6.Hoge Raad 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1175, r.o. 2.2.2.