Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de spreekaantekeningen van partijen zijn gehecht, alsmede de door mr. Hoekstra overlegde foto’s.
2.De feiten
1. erfdienstbaarheid van uitweg [straat 2]) welke voor dit geding niet relevant is. De twee erfdienstbaarheden die voor dit geding relevant zijn, zijn in de vestigingsakte als volgt omschreven:
Elke ontmoeting met een kruisende verkeersstroom is een potentieel conflict.
3.Het geschil
4.De beoordeling
om te gaan naar en te komen van de openbare weg genaamd [straat 1] / [straat 2] over de reeds bestaande uitweg”. Aangezien de bestrating er reeds lag op het moment van het vestigen van de erfdienstbaarheid, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank bedoeld de gehele bestrating. Voorts volgt uit de tekst van de vestigingsakte dat de “
uitoefening van deze erfdienstbaarheid dient op de minst bezwarende wijze te geschieden, hetgeen ondermeer inhoudt het verbod op te parkeren op de inrit/uitweg, welke uitrit is aangegeven op de aangehechte kaart met golfarcering (groen).”Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de golfarcering aldus moet worden uitgelegd dat deze, zoals Gemeente Middelburg stelt, de erfdienstbaarheid omschrijft. Het gaat hier slechts om de uitrit/uitweg.