ECLI:NL:RBZWB:2024:6727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/415480 / HA ZA 23-575 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Bosters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van erfdienstbaarheden en uitleg van erfdienstbaarheid in het kader van verkeersveiligheid en bereikbaarheid

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Middelburg en een particuliere eigenaar, aangeduid als [naam]. De Gemeente Middelburg vorderde de opheffing van twee erfdienstbaarheden van uitweg die ten behoeve van het perceel van [naam] zijn gevestigd. De Gemeente stelde dat door de aanleg van een nieuwe toegangsweg de erfdienstbaarheden niet langer noodzakelijk waren en dat het behoud ervan in strijd was met het algemeen (verkeers)belang. [naam] voerde verweer en betwistte dat hij geen redelijk belang meer had bij de erfdienstbaarheden, aangezien zijn perceel via meerdere uitwegen goed bereikbaar was voor vrachtverkeer.

De rechtbank oordeelde dat de Gemeente Middelburg niet voldoende had aangetoond dat het voortbestaan van de erfdienstbaarheden in strijd was met het algemeen belang. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheden niet toewijsbaar was, omdat niet kon worden vastgesteld dat [naam] geen redelijk belang meer had bij de uitoefening van de erfdienstbaarheden. De rechtbank wees de vorderingen van de Gemeente Middelburg af en veroordeelde haar in de proceskosten.

In reconventie vorderde [naam] dat de Gemeente werd verboden om bestrating aan de uitweg aan de kopse kant te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat de erfdienstbaarheid op de gehele bestrating rustte en wees de vordering in reconventie toe, met een dwangsom voor het geval de Gemeente niet aan de veroordeling voldeed. De Gemeente werd ook in de proceskosten van de reconventie veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/415480 / HA ZA 23-575
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
GEMEENTE MIDDELBURG,
te Middelburg,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Gemeente Middelburg,
advocaat: mr. U.T. Hoekstra,
tegen
[naam],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam] ,
advocaat: mr. N.A. Koole.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte in conventie van 8 mei 2024 van Gemeente Middelburg
- de akte van Gemeente Middelburg met productie 10;
- de brief van mr. Hoekstra van 14 augustus 2024 met daarbij productie 11;
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de spreekaantekeningen van partijen zijn gehecht, alsmede de door mr. Hoekstra overlegde foto’s.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam] is eigenaar van een perceel grond met opstallen gelegen op een bedrijventerrein aan de [straat 1] [huisnummer] te [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] , nummers [nummer 1] en [nummer 2] (hierna: het perceel). Het perceel is weergegeven op onderstaande kaart.
[afbeelding geanonimiseerd]
2.2.
Bij akte van 31 mei 2001 (hierna: de vestigingsakte) zijn ten behoeve van het perceel van [naam] en ten laste van een aantal percelen die (inmiddels) eigendom zijn van Gemeente Middelburg vier rechten van erfdienstbaarheid van uitweg gevestigd.
2.3.
In het vonnis in incident van 14 februari 2024 is per abuis een omschrijving van één van de erfdienstbaarheden opgenomen (
1. erfdienstbaarheid van uitweg [straat 2]) welke voor dit geding niet relevant is. De twee erfdienstbaarheden die voor dit geding relevant zijn, zijn in de vestigingsakte als volgt omschreven:
2. Erfdienstbaarheid van uitweg nabij [straat 2] / [straat 1]
Ten laste van een gedeelte van het kadastraal perceel [gemeente] [sectie] [nummer 3] , welk gedeelte eigendom is/blijft van Coöperatieve Zuidelijke Aan- en Verkoopvereniging U.A en ten behoeve van de kadastrale percelen [gemeente] [sectie] nummers [nummer 4] en [nummer 2] ,
wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van het recht van uitweg om te gaan naar en te komen van de openbare weg genaamd [straat 1] / [straat 2] over de reeds bestaande uitweg, met auto’s, vrachtauto’s al dan niet met opleggers, met de fiets, of met welk vervoermiddel dan ook.
De uitoefening van deze erfdienstbaarheid dient op de minst bezwarende wijze te geschieden, hetgeen ondermeer inhoudt het verbod op te parkeren op de inrit/uitweg, welke uitrit is aangegeven op de aangehechte kaart met golfarcering (groen).
Het onderhoud van de inrit/uitweg komt ten laste van de eigenaar van het dienend erf. De heersende erven zijn geen retributie verschuldigd.
(…)
3. Erfdienstbaarheid van uitweg [straat 1]
Ten laste van een gedeelte van het kadastrale perceel [gemeente] [sectie] [nummer 3] , welk gedeelte eigendom is/blijft van Coöperatieve Zuidelijke Aan- en Verkoopvereniging U.A en ten behoeve van de kadastrale percelen [gemeente] [sectie] nummers [nummer 4] en [nummer 2] wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van het recht van uitweg om te gaan naar en te komen van de openbare weg genaamd [straat 1] over de nog aan te leggen inrit/uitweg, welke uitrit is aangegeven op de aangehechte kaart met sterretjes (geel), te voet, met auto’s, vrachtauto’s, al dan niet met opleggers, met de fiets, of met welk vervoermiddel dan ook.
De uitoefening van deze erfdienstbaarheid dient op de minst bezwarende wijze te geschieden, hetgeen ondermeer inhoudt het verbod op te parkeren op de inrit/uitweg. Het onderhoud van de inrit/uitweg komt ten laste van de eigenaar van het dienend erf. De heersende erven zijn geen retributie verschuldigd.”
Deze twee erfdienstbaarheden zullen hierna gezamenlijk ook worden genoemd: ‘de erfdienstbaarheden’ of ‘de uitwegen van [naam] ’, en afzonderlijk: ‘de uitweg aan de kopse kant’ (2) en ‘de uitweg aan de [straat 1] ’ (3).
2.4.
Aan de vestigingsakte is de volgende kaart gehecht:
[afbeelding geanonimiseerd]
2.5.
Op 17 juli 2024 heeft de heer [deskundige] van [bedrijf] in opdracht van Gemeente Middelburg een (verkeerskundig) rapport opgesteld. In dit rapport is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
Elke ontmoeting met een kruisende verkeersstroom is een potentieel conflict.
(…)
Een aansluiting van een ETW op een GOW is voor weggebruikers goed te herkennen door de inrichting (vormgeving, onderbreking van groen en aanwezigheid van verlichting en bebording). Door het verhoogde attentieniveau rondom een kruispunt worden potentiële conflicten met andere verkeersdeelnemers eerder waargenomen. Een erfafsluiting is normaliter niet aanwezig op een GOW en zit hierdoor dan ook minder in het mentale verwachtingspatroon van de weggebruiker. Daarbij is een erftoegang veel beperkter in omvang en gebruik dan een ETW-aansluiting. Hierdoor wordt deze minder herkend in het wegbeeld van een GOW50.
Locatie specifieke factoren
De aansluiting van het Siloterrein op de [straat 1] is in de binnenbocht. De bomenrij tussen rijbaan en fietspad gaat naarmate de bomen groeien/dikker worden steeds meer het zicht belemmeren op naderend autoverkeer. Ook het weegbrughuisje heeft een uiterst nadelig effect op het zicht. In de huidige situatie zijn de aanwezige zichthoeken voor stop- en oprijzicht aan de minimale maat.
(…)
Advies
De voorkeur gaat uit om erven en percelen te ontsluiten via een erftoegangsweg en het verkeer gebundeld aan te sluiten op een gebiedsontsluitingweg, volgens de hiërarchie beschreven in de richtlijnen van de CROW. De ingaande erfaansluiting zoals deze in het plan wordt aangegeven kan relatief veilig plaatsvinden indien zichtlijnen voldoende worden gewaarborgd. Voor een uitgaande beweging zijn er te veel beperkende factoren en beoordelen wij een uitgaande beweging als onveilig en daarmee onwenselijk.
Een perceel moet wel altijd ontsloten worden op de openbare weg. Indien er geen andere opties zijn om aan te sluiten op een erftoegangsweg kan worden afgeweken van de richtlijnen. Hierbij moet de verkeersveiligheid gewaarborgd worden.(…)”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Gemeente Middelburg vordert – [naam] gezegd – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de twee onder rov. 2.3. omschreven erfdienstbaarheden zal opheffen, met veroordeling van [naam] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt Gemeente Middelburg artikel 5:78 aanhef en onder b BW en artikel 5:79 BW ten grondslag. Samengevat stelt Gemeente Middelburg dat een herontwikkeling plaatsvindt van het (bedrijven)gebied waar het perceel van [naam] zich bevindt. In het kader van deze herontwikkeling en ter bevordering van de (verkeers)veiligheid en de bereikbaarheid van het gebied, is een nieuwe wegstructuur aangelegd. Deze nieuwe wegstructuur omvat onder andere een (eenrichtings)toegangsweg, die vanaf de [straat 1] niet alleen toegang geeft tot het perceel van [naam] , maar ook tot de omliggende percelen (hierna ook: ‘de toegangsweg’). Door de aanleg van de toegangsweg heeft [naam] geen redelijk belang meer bij de handhaving van de hiervoor genoemde erfdienstbaarheden van uitweg. Zijn perceel is immers (goed) bereikbaar over de toegangsweg. Daarnaast is het algemeen (verkeers)belang ermee gediend dat de erfdienstbaarheden worden opgeheven. De uitwegen van [naam] zijn namelijk – met het oog op het aangrenzende (drukke) fietspad aan de [straat 1] – onoverzichtelijk en gevaarlijk. Met name de uitrit aan de [straat 1] is gevaarlijk, vanwege het beperkte zicht door het weegbrughuisje. Met de verwachte toename in bedrijvigheid in het gebied zal de (verkeers)onveiligheid bij behoud van de uitwegen van [naam] alleen maar toenemen. Daarbij komt ook nog dat er nu op een korte afstand van elkaar meerdere (uit)wegen liggen, hetgeen ook een toename in onveiligheid met zich mee brengt.
3.3.
[naam] voert verweer. [naam] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Gemeente Middelburg , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Gemeente Middelburg , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Gemeente Middelburg in de kosten van deze procedure. [naam] betwist dat hij door de aanleg van de toegangsweg geen redelijk belang (meer) heeft bij de uitoefening van de erfdienstbaarheden. Op het perceel van [naam] komt – in verband met zijn bedrijfsvoering – veel vrachtverkeer. Via de diverse uitwegen is het perceel van [naam] goed, veilig en langs meerdere kanten bereikbaar. Het (vracht)verkeer kan de diverse gebouwen en loodsen op het perceel van [naam] steeds vooruit benaderen. Bij opheffing van de erfdienstbaarheden is dat niet langer mogelijk, waardoor (vracht)verkeer in sommige gevallen achteruit zal moeten rijden met een slechte zichtbaarheid, hetgeen gevaarlijk is. De door Gemeente Middelburg gestelde onveiligheid van de uitwegen van [naam] , wordt door [naam] betwist. Volgens hem is de door Gemeente Middelburg aangehaalde verkeerskundige onderbouwing daartoe te algemeen. [naam] voert aan dat hem in meer dan twintig jaar niet bekend is dat zich (op het fietspad) ongevallen hebben voorgedaan, zodat de vrees van Gemeente Middelburg ongegrond is. Bovendien heeft Gemeente Middelburg onzorgvuldig gehandeld door zich direct op het standpunt te stellen dat de uitwegen van [naam] weg moeten, terwijl zij geen andere (verkeersveiligheids)mogelijkheden heeft onderzocht. Ook zijn er langs hetzelfde fietspad (aan de [straat 1] ) meerdere, gelijkwaardige of zelfs minder overzichtelijke uitwegen, die wel mogen blijven bestaan.
in reconventie
3.4.
[naam] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Gemeente Middelburg zal verbieden om de bestrating aan de uitweg aan de kopse kant (zoals roze gearceerd in productie 17) te verwijderen en Gemeente Middelburg zal gebieden om minimaal een breedte van 6 meter aan bestrating ter hoogte van het roze gearceerde deel te handhaven, zodat deze bestrating als inrit/uitweg kan worden gebruik om onder meer kavel [nummer 2] te bereiken, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat niet aan voornoemd gebod en/of verbod wordt voldaan, met veroordeling van Gemeente Middelburg in de kosten van de procedure.
[naam] vordert daarnaast in voorwaardelijke reconventie, indien en voor zover een erfdienstbaarheid wordt opgeheven, een verklaring voor recht dat Gemeente Middelburg aansprakelijk is voor alle schade die daaruit voortvloeit en Gemeente Middelburg te veroordelen tot betaling van de volledige schade van [naam] , nader op te maken bij staat.
3.5.
[naam] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Gemeente Middelburg tijdens de mondelinge behandeling in het incident het voornemen heeft geuit (een deel van) de bestrating aan de uitweg aan de kopse kant te verwijderen, omdat Gemeente Middelburg meent dat op (een deel van) de bestrating geen erfdienstbaarheid rust. Het verwijderen van deze bestrating zal er echter voor zorgen dat de uitweg in de praktijk onbruikbaar wordt en [naam] beperkt wordt in zijn rechten.
Aan de eis in voorwaardelijke reconventie wordt voorts ten grondslag gelegd dat, als de rechtbank één of meer erfdienstbaarheden zou opheffen, [naam] als gevolg daarvan schade lijdt. Deze schade laat zich op dit moment nog lastig begroten, maar zo zal het perceel van [naam] in elk geval in waarde dalen, omdat dit perceel minder goed bereikbaar zal zijn dan thans het geval is.
3.6.
Gemeente Middelburg voert verweer. Gemeente Middelburg concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [naam] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam] in de kosten van deze procedure. Gemeente Middelburg voert – [naam] gezegd – aan dat de erfdienstbaarheid van uitweg op de kopse kant alleen rust op het deel dat op de akte van 31 mei 2001 is aangeduid met golfarceringen en niet op de gehele strook die door [naam] roze is gearceerd. Zij is dan ook gerechtigd om op haar eigen perceel de bestrating te verwijderen.
Ten aanzien van de voorwaardelijke eis in reconventie betwist Gemeente Middelburg dat het perceel van [naam] door het opheffen van de erfdienstbaarheden minder waard zal zijn. Volgens Gemeente Middelburg is de enige schade die [naam] zal lijden omrijschade, welke schade zij heeft erkend en € 250,00 bedraagt. Gemeente Middelburg voert aan dat het aan [naam] is om bewijs te leveren van de schade, hetgeen hij niet heeft gedaan.
in conventie en in reconventie
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Gemeente Middelburg heeft eerder een incidentele vordering ingesteld teneinde ( [naam] gezegd) bij wijze van voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv te bewerkstelligen dat de uitwegen van [naam] gedurende deze procedure (alvast) zouden worden verwijderd. Aangezien Gemeente Middelburg met betrekking tot haar vordering in de hoofdzaak (tot opheffing van de erfdienstbaarheden) grotendeels dezelfde gronden aanvoert, ontkomt de rechtbank er niet aan om in dit vonnis (deels) in herhaling te treden.
4.2.
Gemeente Middelburg legt aan haar vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheden de artikelen 5:78 aanhef en onder b BW (het algemeen (verkeers)belang) en 5:79 BW (het ontbreken van een redelijk belang aan de zijde van [naam] ) ten grondslag. In het hierna volgende zal de rechtbank nader ingaan op deze gronden.
Algemeen (verkeers)belang
4.3.
Op grond van artikel 5:78 aanhef en onder BW kan de rechter een erfdienstbaarheid opheffen wanneer (i) sinds vestiging van de erfdienstbaarheden meer dan twintig jaar zijn verstreken en (ii) het voortbestaan van de erfdienstbaarheid in strijd is met het algemeen belang.
4.4.
Vast staat dat sinds het vestigen van de erfdienstbaarheden meer dan twintig jaar zijn verstreken. Gemeente Middelburg stelt dat ook aan het tweede vereiste dat volgt uit artikel 5:78 aanhef en onder b BW is voldaan, omdat het behoud van de uitwegen van [naam] in strijd is met het algemeen (verkeers)belang. [naam] voert daartegen het verweer dat de door Gemeente Middelburg aangehaalde onderbouwing ten aanzien van de verkeersveiligheid te algemeen is. Dat verweer slaagt. Zoals reeds in het vonnis in incident is overwogen, heeft Gemeente Middelburg het algemeen (verkeers)belang in de dagvaarding alleen onderbouwd met een verklaring van een verkeersdeskundige die werkzaam is bij Gemeente Middelburg (en derhalve niet is aan te merken als onafhankelijk en onpartijdig). Deze verklaring komt erop neer dat iedere in- of uitrit die een tweezijdig en druk bereden fietspad kruist een potentieel gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert. Dit is een algemene conclusie, die niets specifieks zegt over de desbetreffende situatie. Gemeente Middelburg heeft het algemeen (verkeers)belang vervolgens nader onderbouwd met het verkeerskundig rapport van [bedrijf] (zie rov. 2.5.). Uit dit rapport volgt (samengevat) de (algemene) conclusie dat een toegangsweg (volgens de richtlijnen van de CROW) wenselijker is dan een uitweg. Daarbij is ook opgemerkt dat, wanneer ontsluiting via een toegangsweg niet mogelijk is, van die richtlijnen kan worden afgeweken zolang de verkeersveiligheid wordt gewaarborgd. Ook in dit rapport is niet, althans onvoldoende, ingegaan op de vraag of en, zo ja, waarom specifiek de uitwegen van [naam] onveilig en/of onoverzichtelijk zijn. Mede gelet op de gemotiveerde betwistingen aan de zijde van [naam] , komt dan ook niet vast te staan dat het gebruik van de uitwegen van [naam] in strijd is met het algemeen (verkeers)belang. De vordering van Gemeente Middelburg is op deze grond niet toewijsbaar.
Geen redelijk belang
4.5.
Gemeente Middelburg grondt haar vordering voorts op artikel 5:79 BW. Op grond van dit artikel kan de opheffing van een erfdienstbaarheid worden gevorderd door de eigenaar van het dienende erf (in dit geval Gemeente Middelburg ) als de eigenaar van het heersende erf (in dit geval [naam] ) geen redelijk belang (meer) heeft bij de uitoefening van de erfdienstbaarheden.
Volgens Gemeente Middelburg heeft [naam] geen redelijk belang (meer) bij het gebruik van zijn uitwegen, omdat zijn perceel via de toegangsweg bereikbaar is. Dit wordt door [naam] betwist. Hij voert aan dat zijn belang bij behoud van de uitwegen erin is gelegen dat zijn perceel daarmee goed en langs meerdere zijden bereikbaar is. Hierdoor kan het (vracht)verkeer steeds vooruit over het perceel rijden. Wanneer de uitwegen zouden verdwijnen, zou het (vracht)verkeer op een deel van het perceel genoodzaakt zijn achteruit te rijden, waarbij sprake is van slechte zichtbaarheid, hetgeen onveilig is. Daarnaast biedt de toegangsweg volgens [naam] onvoldoende manoeuvreerruimte om vrachtwagens (al dan niet met opleggers) het perceel op te laten rijden, althans wordt dit lastiger dan nu het geval is.
4.6.
Zoals reeds in het vonnis in incident is overwogen, spelen volgens vaste rechtspraak de belangen van de eigenaar van het dienende erf bij opheffing van de erfdienstbaarheden op grond van artikel 5:79 BW geen rol. Pas wanneer een redelijk belang bij de eigenaar van het heersende erf ontbreekt, kan aanleiding bestaan om de erfdienstbaarheden op te heffen. Een redelijk belang ontbreekt als voortzetting van de erfdienstbaarheid voor de gerechtigde niet van betekenis moet worden geacht. Daarvan zal niet snel sprake zijn. [1] Zo geldt dat de eigenaar van het heersende erf reeds een redelijk belang kan hebben bij de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg als hij daardoor een kortere afstand tot zijn perceel behoeft af te leggen dan hij anders zou moeten afleggen. [2] Tegen die achtergrond is in het vonnis in incident geoordeeld dat Gemeente Middelburg onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [naam] geen redelijk belang (meer) heeft bij de uitoefening van de erfdienstbaarheden. Gemeente Middelburg heeft het gestelde ontbreken van het redelijk belang in de hoofdzaak niet nader onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, mede in het licht van de onderbouwing van [naam] over de toegankelijkheid van zijn perceel, Gemeente Middelburg het ontbreken van een redelijk belang aan de zijde van [naam] onvoldoende heeft onderbouwd. Deze grond kan dan ook niet tot toewijzing van de vordering leiden.
Conclusie en proceskosten
4.7.
De conclusie van het voorgaande is dat niet kan worden vastgesteld dat het voortbestaan van de erfdienstbaarheden in strijd is met het algemeen (verkeers)belang in de zin van artikel 5:78 aanhef en onder b BW. Ook het ontbreken van een redelijk belang als bedoeld in artikel 5:79 BW, kan niet worden vastgesteld. Dat betekent dat de vordering van Gemeente Middelburg tot het opheffen van de twee onder rov. 2.3. omschreven erfdienstbaarheden wordt afgewezen.
4.8.
Gemeente Middelburg is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam] worden begroot op:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.681,00
in reconventie
4.9.
Tussen partijen is, [naam] gezegd, de uitleg van de erfdienstbaarheid van uitweg aan de kopse kant (2) in geschil. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen vast staat dat de feitelijke uitweg aan de kopse kant zoals die er nu ligt, bestaat uit bestrating van circa 6 meter breed die loopt vanaf de [straat 2] over het perceel van [gemeente] (aangeduid met [nummer 5] op de kaart weergegeven in rov. 2.2.), voorlangs de loods van [naam] (aangeduid met [huisnummer] op voornoemde kaart) en aan de linkerzijde daarvan uitkomt op zijn perceel (aangeduid met [nummer 2] op voornoemde kaart). Ook staat vast dat deze bestrating er reeds lag op het moment van het vestigen van de erfdienstbaarheid.
4.10.
Volgens [naam] rust de erfdienstbaarheid op de gehele bestrating. Gemeente Middelburg heeft dit betwist. Zij stelt zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid uitsluitend rust op het deel dat op de aan de vestigingsakte gehechte kaart (zie rov. 2.4.) met golfarceringen is gemarkeerd (dus niet het deel dat voorlangs de loods loopt). Zij meent dan ook dat de (overige) bestrating van de uitweg die niet op dat deel ligt, naar haar goeddunken kan worden verwijderd. In dat standpunt volgt de rechtbank haar niet. Voor de in dit kader noodzakelijke uitleg van de vestigingsakte komt het volgens vaste rechtspraak aan op de partijbedoeling voor zover die in de notariële akte tot uitdrukking is gebracht. Deze bedoeling moet worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. [3] Allereerst blijkt uit de vestigingsakte dat de erfdienstbaarheid wordt gevestigd “
om te gaan naar en te komen van de openbare weg genaamd [straat 1] / [straat 2] over de reeds bestaande uitweg”. Aangezien de bestrating er reeds lag op het moment van het vestigen van de erfdienstbaarheid, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank bedoeld de gehele bestrating. Voorts volgt uit de tekst van de vestigingsakte dat de “
uitoefening van deze erfdienstbaarheid dient op de minst bezwarende wijze te geschieden, hetgeen ondermeer inhoudt het verbod op te parkeren op de inrit/uitweg, welke uitrit is aangegeven op de aangehechte kaart met golfarcering (groen).”Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de golfarcering aldus moet worden uitgelegd dat deze, zoals Gemeente Middelburg stelt, de erfdienstbaarheid omschrijft. Het gaat hier slechts om de uitrit/uitweg.
4.11.
Het voorgaande betekent dat de vordering in reconventie zal worden toegewezen zoals hierna in het dictum bepaald. De gevorderde dwangsom daarbij is door Gemeente Middelburg niet weersproken, zodat ook deze zal worden toegewezen. Hoewel [naam] aan de gevorderde dwangsom geen maximum heeft verbonden, ziet de rechtbank aanleiding om dit wel te doen. Dit betekent dat de gevorderde dwangsom wordt toegewezen voor een bedrag van maximaal € 5.000,00.
4.12.
Gelet op hetgeen is overwogen in conventie behoeft de vordering in voorwaardelijke reconventie geen nadere bespreking.
4.13.
Gemeente Middelburg is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.367,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Gemeente Middelburg af,
5.2.
veroordeelt Gemeente Middelburg in de proceskosten van € 1.681,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Gemeente Middelburg niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
verbiedt Gemeente Middelburg om de bestrating aan de uitweg aan de kopse kant (zoals roze gearceerd in productie 17 zijdens [naam] ) te verwijderen en gebiedt Gemeente Middelburg om minimaal een breedte van 6 meter aan bestrating ter hoogte van het roze gearceerde deel te handhaven, zodat deze bestrating als inrit/uitweg kan worden gebruik om onder meer kavel [nummer 2] te bereiken, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat niet aan voornoemd gebod en/of verbod wordt voldaan met een maximum van € 5.000,00,
5.5.
veroordeelt Gemeente Middelburg in de proceskosten van € 1.367,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Gemeente Middelburg niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bosters en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.

Voetnoten

1.HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736, NJ 2014/525.
2.HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2373, NJ 2019/32.
3.HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1511, rov. 4.2.2.