In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 9 mei 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 21 mei 2024 in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om verweerder op te dragen alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank overweegt dat een langere termijn dan twee weken gerechtvaardigd is vanwege het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld. De rechtbank wijst erop dat de beslistermijnen in deze zaak niet gelijk zijn aan die in eerdere uitspraken van andere rechtbanken, omdat het hier gaat om een aanvraag en niet om een bezwaar.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat eiseres recht heeft op vergoeding van de gemaakte kosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.