In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 21 december 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 20 februari 2023 in gebreke gesteld, en sindsdien zijn er twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om een lagere dwangsom op te leggen af, en oordeelt dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. dr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, op 30 september 2024, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en verweerder wordt opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken.