In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 24 maart 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 8 juli 2024 in gebreke gesteld, en na het verstrijken van de ingebrekestelling heeft de rechtbank bepaald dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit moet nemen.
De rechtbank legt een termijn van zeven weken op voor het verzenden van een vooraankondiging aan eiseres, en na ontvangst van een zienswijze of het verstrijken van de termijn voor het indienen van de zienswijze, moet de Dienst Toeslagen binnen twee weken een besluit op de aanvraag bekendmaken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor haar proceskosten, omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.