In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag en herzieningsverzoek voor zorgtoeslag voor de jaren 2020, 2021 en 2022. De Dienst Toeslagen heeft de aanvraag op 29 november 2023 afgewezen, omdat deze te laat was ingediend. Eiseres had de zorgtoeslag voor 2020 tot 1 september 2021, voor 2021 tot 1 september 2022 en voor 2022 tot 1 september 2023 kunnen aanvragen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard met het bestreden besluit van 10 januari 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat zij niet correct was voorgelicht over haar recht op zorgtoeslag, wat haar heeft verhinderd om tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank overweegt dat de bepalingen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) dwingendrechtelijk zijn en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging door de Dienst Toeslagen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de indieningstermijn strikt moet worden nageleefd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters en openbaar gemaakt op 27 september 2024. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.