ECLI:NL:RBZWB:2024:6594

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
24/1303
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgtoeslag aanvraag en herzieningsverzoek door Dienst Toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag en herzieningsverzoek voor zorgtoeslag voor de jaren 2020, 2021 en 2022. De Dienst Toeslagen heeft de aanvraag op 29 november 2023 afgewezen, omdat deze te laat was ingediend. Eiseres had de zorgtoeslag voor 2020 tot 1 september 2021, voor 2021 tot 1 september 2022 en voor 2022 tot 1 september 2023 kunnen aanvragen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard met het bestreden besluit van 10 januari 2024.

De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat zij niet correct was voorgelicht over haar recht op zorgtoeslag, wat haar heeft verhinderd om tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank overweegt dat de bepalingen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) dwingendrechtelijk zijn en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging door de Dienst Toeslagen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de indieningstermijn strikt moet worden nageleefd.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters en openbaar gemaakt op 27 september 2024. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1303 ZORG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

Dienst Toeslagen (voorheen: Belastingdienst/Toeslagen)

(gemachtigden: mr. G. de Haan en [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag/herzieningsverzoek zorgtoeslag voor de jaren 2020, 2021 en 2022.
1.1.
Dienst Toeslagen heeft deze aanvraag en het herzieningsverzoek met besluiten van 29 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is Dienst Toeslagen bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 23 oktober 2023 heeft eiseres zorgtoeslag over de jaren 2020, 2021 en 2022 aangevraagd en een verzoek om herziening gedaan.
2.1.
Met een besluit van 29 november 2023 heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag afgewezen vanwege te late indiening. De Dienst Toeslagen wijst erop dat zorgtoeslag voor een jaar kan worden aangevraagd tot en met 1 september in het jaar daarna. Eiseres kon voor 2020 zorgtoeslag aanvragen tot en met 1 september 2021, voor 2021 tot en met 1 september 2022 en voor 2022 tot en met 1 september 2023. Dat betekent dat Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres te laat heeft ontvangen.
2.2.
Met een ander besluit van 29 november 2023 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het herzieningsverzoek van eiseres afgewezen.
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt.
2.4.
Met het bestreden besluit heeft de Dienst/Toeslagen het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de zorgtoeslag door de Dienst Toeslagen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat als zij destijds juist was voorgelicht door de betreffende instantie en geweten had dat zij recht op zorgtoeslag had, zij bijtijds de aanvragen had kunnen indienen. Bij de aanvraag zorgtoeslag staat foute informatie: er staat vul ‘uw inkomen’ in in plaats van ‘belastbaar loon’. Dit heeft voor veel mensen het gevolg dat de peiling aangeeft dat ze er geen recht op hebben, terwijl ze er wel recht op hebben. Eiseres vindt dat een grove fout van de overheid, waarvan je mag verwachten dat ze de burgers juist voorlichten. Zij vindt dat de overheid zich in deze zaak verschuilt achter de wet en niet de verantwoordelijkheid neemt om toe te geven dat ze burgers fout voorlichten, al dan niet bewust.
3.2.
Eiseres voert aan dat zij heeft gebeld met de toeslagentelefoon en toen heeft één van de medewerkers haar verteld dat zij met een herzieningsverzoek tot drie jaar terug kon aanvragen, wat eiseres ook heeft gedaan, terwijl zij misschien nog wel veel meer jaren recht had op zorgtoeslag.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Dienst Toeslagen. Indien de belanghebbende of diens partner voor de in de eerste volzin genoemde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.
Hoe oordeelt de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt dat artikel 15, eerste lid, van de Awir een dwingendrechtelijke bepaling is, waarvan niet kan worden afgeweken.
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de A
fdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 27 januari 2016 [1] waarin staat:
“De rechtbank heeft terecht overwogen dat de tekst van artikel 15, eerste lid, van de Awir geen ruimte laat aan de Belastingdienst/Toeslagen om van de indieningstermijn af te wijken. In de memorie van toelichting bij deze bepaling (Kamerstukken II, 2004/05, 29 764, nr. 3, blz. 18-19), waarnaar ook de rechtbank verwijst, is aangegeven dat het karakter van inkomensafhankelijke tegemoetkomingen het niet toelaat dat deze ook nog worden verleend als er een lange tijd is verstreken na het moment waarop de desbetreffende uitgaven zijn gedaan. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat de wetgever bewust voor de indieningstermijn heeft gekozen.”
De rechtbank verwijst ook naar een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 april 2023 [2] .
6.1.
Omdat artikel 15, eerste lid, van de Awir een dwingendrechtelijke bepaling is, is er geen ruimte voor een belangenafweging door Dienst Toeslagen en een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Dit is alleen anders in het geval van bijzondere omstandigheden die de wetgever niet of niet ten volle in zijn afweging heeft verdisconteerd of bijzondere omstandigheden die meebrengen dat toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd is met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. [3] Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moet in ieder geval sprake zijn van een uitlating en/of gedraging die kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Dat daarvan sprake is, is in dit geval niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 27 september 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

3.ABRvS van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772 en ECLI:NL:RVS:2023:852.