In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 september 2024, zijn de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De belanghebbende, een in Duitsland woonachtige priester, had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor de jaren 2020 en 2021. De inspecteur had deze aanslagen opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning, waarbij de belanghebbende inkomsten uit Nederland ontving, waaronder pensioenuitkeringen. De rechtbank oordeelde dat Nederland heffingsbevoegd is over de in Duitsland ontvangen pensioenuitkeringen, omdat deze meer dan € 15.000 bedragen. De rechtbank concludeerde dat de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd, maar dat de kostenvergoeding in de bezwaarfase te laag was vastgesteld. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de kostenvergoeding en stelde deze vast op € 1.248. De rechtbank oordeelde verder dat de belastingrentebeschikkingen in stand blijven. De uitspraak benadrukt de complexiteit van belastingheffing voor buitenlandse belastingplichtigen en de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van belastingaanslagen en kostenvergoedingen.