ECLI:NL:RBZWB:2024:6295

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
23/10176
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang bij beroep tegen tijdelijke omgevingsvergunning voor bouwweg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning voor een bouwweg ten behoeve van de realisatie van een bouwproject. De tijdelijke omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert op 16 december 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 3 maart 2023, waarin het beroep van eiser gegrond werd verklaard, heeft het college opnieuw een beslissing genomen, maar deze werd wederom ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft op 27 augustus 2024 de zaak behandeld. Eiser stelt dat hij nog procesbelang heeft, omdat hij schade heeft geleden door de tijdelijke bouwweg, waaronder geluidsoverlast en scheurvorming in zijn woning. De rechtbank moet echter eerst vaststellen of eiser daadwerkelijk procesbelang heeft. Dit houdt in dat er moet worden beoordeeld of eiser nog belang heeft bij de uitkomst van de procedure.

De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat de tijdelijke bouwweg inmiddels niet meer aanwezig is en er geen aannemelijk bewijs is dat eiser schade heeft geleden als gevolg van de omgevingsvergunning. De rechtbank wijst erop dat hinder niet automatisch betekent dat er ook sprake is van schade. Eiser heeft geen objectieve gegevens overgelegd die zijn claims ondersteunen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld en eiser het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10176 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.E. Duijts),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, het college
(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning voor een bouwweg ten behoeve van de realisatie van het bouwproject [projectnaam] te [plaats] .
1.1.
Het college heeft de tijdelijke omgevingsvergunning met het besluit van
16 december 2020 (primair besluit) verleend. Eiser heeft bezwaar gemaakt, waarna het college zijn bezwaar bij besluit van 6 juli 2021 ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en bij uitspraak van 3 maart 2023 is zijn beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft het college opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen.
Bij besluit van 30 augustus 2023 (bestreden besluit I) heeft het college eisers bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning onder verbetering van de motivering in stand gelaten. Op 5 augustus 2024 heeft het college bestreden besluit I aangevuld met een nadere motivering en een rapport van [naam bedrijf] (bestreden besluit II). Het beroep van eiser heeft van rechtswege ook betrekking op dit besluit. [1]
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde én de gemachtigde van het college met
[naam 2] van [naam bedrijf] (adviseur).

Heeft eiser (nog) procesbelang?

2. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet eerst ambtshalve worden beoordeeld of eiser procesbelang heeft. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure is komen te vervallen. In dat geval is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat het college op 16 december 2020 een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van twee jaar heeft verleend aan [B.V.] . Met deze omgevingsvergunning is een tijdelijke bouwweg vergund naast het perceel en de woning van eiser. De tijdelijke omgevingsvergunning was op 16 december 2022 uitgewerkt. Partijen hebben ter zitting bevestigd dat de bouwweg nu niet meer in gebruik en ook niet langer aanwezig is. Eind 2023 is ter plaatse een wandel- en fietspad aangelegd en in gebruik genomen.
Wat heeft eiser aangevoerd over zijn procesbelang?
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij nog procesbelang heeft. Hij wil een beoordeling van de rechtmatigheid van de bestreden besluiten met het oog op een separaat in te dienen schadevergoedingsverzoek. Door de aanwezigheid van de tijdelijke bouwweg heeft hij met zijn gezin veel hinder gehad van geluid, trillingen en stof in hun woning en tuin. In de woning is onder meer scheurvorming opgetreden door trillingen van verkeer over de tijdelijke bouwweg. Ook heeft eiser aangegeven te vrezen voor een nieuwe tijdelijke bouwweg naast zijn woning ten behoeve van fase III en heeft hij gewezen op zijn verzoek om vergoeding van zijn proceskosten in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank over het procesbelang?
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang (meer) heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
5. Uit vaste jurisprudentie [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) volgt dat als eiser stelt schade te hebben geleden, dat kan betekenen dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het moet wel enigszins aannemelijk zijn dat er schade is geleden als gevolg van het besluit.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij schade heeft geleden als gevolg van de verleende tijdelijke omgevingsvergunning. Hinder betekent niet automatisch dat er ook sprake is van schade. Hoewel eiser een foto en filmpje van de door hem gestelde stofoverlast heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt, blijft onduidelijk welke schade deze overlast tot gevolg heeft gehad.
Op zitting heeft eiser gesteld dat er ook sprake is van scheurvorming in zijn woning als gevolg van trillingen door verkeer over de bouwweg. Foto’s van de scheuren, een deskundigenrapport of andere objectieve en verifieerbare gegevens heeft eiser niet overgelegd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is van scheurvorming in de woning en ook niet worden beoordeeld of aannemelijk is dat dit het gevolg is van de tijdelijke omgevingsvergunning.
6. Voor wat betreft eisers vrees voor herhaling, te weten het wederom tijdelijk vergunnen van een bouwweg langs zijn woning en tuin ten behoeve van bouwactiviteiten in fase III van het project Groene Kamers, wijst de rechtbank op hetgeen het college daarover ter zitting heeft opgemerkt. Het college heeft toegelicht dat de locatie van de tijdelijke bouwweg inmiddels (definitief) is ingericht als wandel- en fietspad. Op het moment dat deze locatie in beeld zou zijn als tijdelijke bouwweg voor fase III had deze herinrichting niet al plaatsgevonden. Eisers vrees voor herhaling is ongegrond, aldus het college. Een eventuele bouwweg voor fase III zal volgens het college niet op de locatie van de eerdere bouwweg langs de woning van eiser gerealiseerd worden.
7. Tot slot levert ook het verzoek om proceskostenvergoeding in bezwaar geen procesbelang op. De rechtbank wijst in dit kader op recente jurisprudentie [3] van de AbRvS waarin is bepaald dat wanneer de proceskostenvergoeding in bezwaar het enige belang is om te procederen, dit geen procesbelang oplevert. De AbRvS is hierbij aangesloten bij de lijn van de Centrale Raad van Beroep [4] dat het niet inwilligen van een verzoek om vergoeding van kosten van bezwaar (artikel 7:15 Awb) geen zelfstandig procesbelang oplevert.

Conclusie en gevolgen

8. Nu eiser geen procesbelang heeft in deze procedure, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk zal beoordelen.
9. Nu het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier op 10 september 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:3394.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:2508.