ECLI:NL:RBZWB:2024:6241
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsuitkering en waterverbruik
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg was ingetrokken. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 juli 2024, waarbij zijn uitkering op grond van de Participatiewet (PW) met ingang van 1 juni 2024 was geblokkeerd. Het college had geconcludeerd dat verzoeker geen hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, gebaseerd op extreem laag waterverbruik, beperkte pintransacties en waarnemingen tijdens huisbezoeken. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woont en dat het lage waterverbruik te verklaren is door persoonlijke omstandigheden, zoals een ongeval en financiële problemen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college gerechtigd was om de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering te onderzoeken en dat het extreem lage waterverbruik de veronderstelling ondersteunt dat verzoeker niet op het uitkeringsadres woont. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet in staat is geweest om deze veronderstelling te weerleggen en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was bij de terugvordering van de bijstandsuitkering, aangezien verzoeker een betalingsregeling kan aanvragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.