ECLI:NL:CRVB:2023:570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na niet verstrekken van gevraagde gegevens
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Appellant ontving sinds 23 juli 2020 bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft zijn bijstand ingetrokken met ingang van 15 september 2020, omdat appellant niet op een uitnodiging voor een gesprek is verschenen en de gevraagde gegevens niet heeft ingeleverd. De brieven die naar zijn postadres zijn gestuurd, zijn retour gekomen met de melding dat de geadresseerde geen gebruik meer maakte van dat adres. Appellant heeft nagelaten zijn postadres tijdig te verlengen en kan daarom worden verweten dat hij niet op de afspraken is verschenen.
De rechtbank heeft de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand gelaten, omdat appellant geen goede redenen heeft aangevoerd waarom het besluit van het college niet juist zou zijn. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de PW, omdat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om relevante gegevens te verstrekken. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de uitnodigingen, maar de Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de brieven.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking en terugvordering van de bijstand rechtmatig zijn. Appellant krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.