In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van verzoeker door het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal. Het dagelijks bestuur stelt dat verzoeker niet op het uitkeringsadres woont, omdat er extreem laag waterverbruik is vastgesteld. Verzoeker heeft echter betoogd dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woont en heeft een verklaring van zijn psychiater overgelegd die zijn situatie toelicht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het uitkeringsadres woont, ondanks het lage waterverbruik. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat het dagelijks bestuur verzoeker met ingang van 30 april 2024 een voorschot op de bijstand moet verstrekken. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.