In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 137.719, en had daarnaast een verzuimboete van € 369 opgelegd. Na bezwaar van belanghebbende werd de aanslag verminderd tot € 117.354, maar de verzuimboete bleef gehandhaafd. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de aanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd, maar dat de boetebeschikking terecht is. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bewijslast omgekeerd en verzwaard heeft, omdat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft ingediend. De rechtbank vermindert de aanslag tot € 116.551 en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.