In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. uit [plaats], en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een e-mail van de minister van 24 januari 2023, waarin werd medegedeeld dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor een additionele vergoeding van € 35.000,-. De minister verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat de e-mail volgens hem geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 1 augustus 2024 behandeld en geconcludeerd dat de minister het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat de e-mail van 24 januari 2023 wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt, omdat het een publiekrechtelijke rechtshandeling betreft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Open House regeling, waar eiseres zich voor had aangemeld, moet worden gekwalificeerd als een subsidieregeling in de zin van artikel 4:21 van de Awb. Dit betekent dat de minister verplicht is om het bezwaar van eiseres inhoudelijk te beoordelen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is de minister verplicht om het griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden. De rechtbank heeft benadrukt dat de minister een wettelijke grondslag voor de subsidieverlening moet vaststellen, aangezien de eerdere afwijzing op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst niet houdbaar is.