In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 6 december 2023. In die uitspraak werd bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken moest beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft voor het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en dat er geen reden is om een ingebrekestelling te vereisen, gezien de eerdere uitspraak die al een termijn had gesteld.
De rechtbank legt verweerder een termijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Daarnaast wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Verweerder had verzocht om een lagere dwangsom, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.