ECLI:NL:RBZWB:2024:5781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 23/1552 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hersteldverklaring Ziektewet en geschiktheid voor eigen werk van een zieke vangnetter

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Eiser, een zieke vangnetter, was per 9 april 2022 hersteld verklaard voor zijn eigen werk, maar betwistte deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak op 12 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een waarnemend gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser van 1 maart 2001 tot 1 december 2021 als business analist heeft gewerkt en dat hij sinds 2005 beperkingen heeft ondervonden door een schedelbasisfractuur. Eiser heeft zich op 9 april 2022 ziekgemeld met psychische klachten en ontving eerder een ZW-uitkering. De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser per 9 april 2022 geschikt was voor zijn eigen werk, ondanks de door eiser aangevoerde klachten en beperkingen. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij op de datum in geding niet in staat was om zijn eigen werk uit te voeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de hersteldverklaring van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1552 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. L.H.E. Sweers),
en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(kantoor Rotterdam),
(gemachtigde: mr. R. Nalinci).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 3 augustus 2022 (primair besluit) eiser per 9 april 2022 hersteld verklaard voor zijn eigen werk en de ZW-uitkering afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 januari 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en mr. K.D. Pijl als waarnemend gemachtigde van het UWV.
1.3
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen
zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
2. De rechtbank beoordeelt of het UWV eiser op goede gronden per 9 april 2022 hersteld heeft verklaard voor zijn eigen werk. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het beroep
3. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is van
1 maart 2001 tot 1 december 2021 werkzaam geweest als business analist voor gemiddeld 39 uur per week. In 2005 heeft eiser als gevolg van een geweldsincident beperkingen door een schedelbasisfractuur opgelopen. Hierna heeft eiser tot het einde van de arbeidsovereenkomst het werk in aangepaste vorm uitgevoerd. Aansluitend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is aan eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Eiser heeft zich vanuit de WW op 9 april 2022 ziekgemeld met psychische klachten. Met het besluit van 14 juli 2022 heeft het UWV eiser per 11 juli 2022 een ZW-uitkering toegekend. Daarna volgt de besluitvorming zoals hiervoor onder 1.1 is weergegeven.
Heeft het UWV op goede gronden eiser per 9 april 2022 geschikt geacht voor het eigen werk?
4. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en beperkingen als gevolg van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) door een schedelbasisfractuur in 2005. Eiser heeft veel moeite met de onvoorspelbaarheid van werkzaamheden en gebrek aan structuur. Hij kon zijn werk volhouden, omdat hij op collega’s terug kon vallen en de werkprocessen bekend waren. Met het aanleren van nieuwe taken had hij moeite en kleine aanpassingen in de werkzaamheden zorgden voor toename van zijn klachten. Hij is meerdere malen hierdoor met een burn-out uitgevallen. Hangende beroep heeft eiser stukken van een neuropsychologisch onderzoek (NPO) uit 2023 en een rapportage van door eiser ingeschakelde deskundigen ingediend. De door eiser ingeschakelde psychiater concludeert dat eiser leidt aan een aanpassingsstoornis met een sombere stemming. Rond de datum in geding [1] had eiser last van een sombere stemming, slaapproblemen en een geheugenstoornis. Het eigen werk op de datum in geding is niet passend, omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) van het UWV heeft vastgelegd dat in zijn werksituatie sprake was van veelvuldige storingen of onderbrekingen. Eiser heeft de rechtbank tevens om benoeming van een deskundige verzocht.
4.1
Het UWV verwijst naar de rapportages van de verzekeringsarts b&b van
28 juni 2023 en 7 maart 2024. Volgens verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 2] is eiser een zieke vangnetter. Eiser heeft bij zijn werkgever langdurig aangepast werk verricht en verlichtende omstandigheden mogen in de beoordeling van de geschiktheid voor het eigen werk worden meegenomen. Sinds eiser is gestopt met werken, is er geen sprake van toegenomen pathologie op basis waarvan de beperkingen verklaard kunnen worden, eiser volgt geen evident therapeutisch traject gericht op specifieke pathologie en gebruikt ook geen psychofarmaca. Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 2] heeft in de rapportage van 7 maart 2024 gereageerd op de rapportage van de door eiser ingeschakelde deskundigen en ziet geen aanleiding om het verzekeringsgeneeskundig standpunt per datum in geding aan te passen.
4.2
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de ZW geldt als hoofdregel dat de werknemer recht heeft op ziekengeld als de werknemer door direct en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek zijn eigen werk niet kan uitvoeren. Onder het eigen werk wordt dan het laatst verrichte werk verstaan [2] . In het vijfde lid van dit artikel is een uitzondering op deze hoofdregel opgenomen voor de verzekerde die geen werkgever meer heeft. Voor deze groep wordt onder het eigen werk verstaan: werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid. De wetgever heeft dit artikel in de ZW opgenomen om het begrip ‘zijn arbeid’ voor ontvangers van een ZW-uitkering zonder werkgever te verruimen. Door de verruiming houdt het UWV (bij de beoordeling of iemand ziek is) geen rekening meer met de geschiktheid om bijzondere aspecten van de laatste uitgevoerde arbeidsovereenkomst uit te oefenen [3] . Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dienen, gelet op dit doel, enkel bijzondere verzwarende aspecten van het laatst verrichte werk buiten beschouwing te worden gelaten. Bijzondere verlichtende aspecten dienen niet buiten beschouwing gelaten te worden [4] .
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser vanaf 1 december 2021 werkloos is en sindsdien niet meer heeft gewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank beschouwt het UWV eiser dan ook op goede gronden als een verzekerde in de zin van artikel 19, vijfde lid, van de ZW. Om het laatst verrichte werk in kaart te brengen, heeft het UWV gedurende de bezwaarprocedure de arbeidsdeskundige b&b verzocht om dit werk te analyseren. De rechtbank leidt uit het dossier af dat eiser voor te openen en in te richten winkels ICT-gerelateerde zaken [5] bestelde en de ontvangst van de goederen moest bewaken. Aan de hand van de plattegronden van de nieuwe winkels gaf hij invulling aan de inrichting van de winkel voor wat betreft de stopcontacten, kabels, etcetera. Voor de fysieke uitvoering ging hij naar de betreffende winkel om een en ander te installeren en hij moest zijn collega’s adviseren bij problemen of hen doorverwijzen. Eiser verrichte zijn werk nagenoeg volledig vanuit huis en hij ging een keer per twee tot drie maanden naar een winkel in Nederland of België. Onderdeel van de belasting is de hoge mate van onvoorspelbaarheid en gebrek aan structuur. Verder is er sprake van veelvuldige storingen of onderbrekingen door telefoon en e-mail waarop snel moest worden gereageerd en tijdens vergaderingen en cursussen waren er prikkels die de concentratie lieten afnemen. De hiervoor opgenomen omschrijving betreft dan het door eiser laatst verrichte werk inclusief verlichtende omstandigheden en daarmee het eigen werk in de zin van artikel 19, vijfde lid, van de ZW.
4.4
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het UWV eiser terecht per datum ziekmelding voor dit werk geschikt acht. Voor wat betreft de beperkingen van eiser geldt dat eiser beperkt is voor lawaai en conflicthantering bij rechtstreekse conflicten. Dat geldt ook voor aandacht en concentratie, althans eiser is op deze beoordelingspunten beperkt voor belasting die ver boven het dagelijks gebruikelijke uitstijgt. Bij veel prikkels nemen aandacht en concentratie af. Hangende beroep heeft eiser een in 2023 uitgevoerd NPO ingebracht en een rapportage van een gecombineerd psychiatrisch-verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Bij het NPO is een cognitieve stoornis in één (groot) sub domein met tevens opvallende fluctuerende geheugenprestaties geconstateerd. Volgens [GZ-psycholoog] past de aard van deze problematiek bij het doorgemaakte letsel (NAH) en is dat zeer waarschijnlijk de oorzaak van de interferentie met het werkend leven en het onvermogen van eiser om zich middels cursussen bij te scholen. Actuele stemmings- en slaapproblemen kunnen dit effect versterken, net zoals de door eiser ondervonden belastbaarheidsproblematiek. De door eiser ingeschakelde [verzekeringsarts 1] volgt de conclusie uit het NPO niet, omdat een NPO uit 2006 een premorbide niveau van functioneren bevestigde en eiser jarenlang heeft kunnen doorwerken. Ten tijde van de datum in geding was er sprake van een sombere stemming door privéproblemen. [verzekeringsarts 1] concludeert – mede gelet op de conclusies van [psychiater] – daarom dat er op de datum in geding sprake was van een aanpassingsstoornis met een sombere stemming. De aanpassingsstoornis in combinatie met de vele veranderingen binnen de organisatie hebben geleid tot zijn cognitieve beperkingen. [verzekeringsarts 1] stelt dat eiser daarom, naast de aan het begin van deze overweging aangegeven beperkingen, ook aangewezen is op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en zonder afleiding door activiteiten van anderen, namelijk niet werken in een kantoortuin. Het mag verder niet gaan om een solitaire functie.
In reactie op de door eiser ingediende psychiatrische en verzekeringsgeneeskundige rapportage overweegt verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 2] in de rapportage van 7 maart 2024 dat volgens de psychiater uit het NPO volgt dat er sprake is van klachten zonder dat in engere zin sprake is van een neurocognitieve stoornis en dat er mogelijk ten tijde van de datum in geding meer klachten speelden als gevolg van de aanpassingsstoornis. Deze uitspraak van de psychiater is niet gebaseerd op objectieve gegevens. In de verzekeringsgeneeskunde wordt niet uitgegaan van ‘mogelijk’ maar moeten zaken geobjectiveerd worden. Uit de rapportage van de verzekeringsarts van eiser volgt niet dat deze rekening heeft gehouden met de verlichtende omstandigheden in het eigen werk. De leeftijd van eiser is geen ziekte of gebrek en een aanpassingsstoornis geldt in het algemeen als lichte problematiek zonder functionele beperkingen. Uit het NPO volgen geen cognitieve stoornissen op gehele domeinen en specifiek geen beperkingen ten aanzien van de aandacht en concentratie, waardoor het omgaan met veelvuldige storingen en onderbrekingen in de verlichtende omstandigheden niet mogelijk zou zijn.
4.5
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier niet dat eiser leed aan een cognitieve stoornis in engere zin. Ook uit het NPO volgen geen beperkingen voor concentratie en aandacht en de gestelde geheugenproblemen zijn niet geobjectiveerd. In hetgeen eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het UWV extra beperkingen had moeten aannemen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser het aangepaste eigen werk ongeveer 17 jaar heeft uitgevoerd. Eiser werkte voornamelijk vanuit huis - dat naar eigen zeggen goed ging; de prikkelbelasting is door thuiswerken beperkt en er is dan ook geen afleiding door activiteiten van anderen. Conflicten doen zich in de functie eigenlijk niet voor en omdat eiser kon terugvallen op collega’s, was er ook geen sprake van een solitaire functie. Bovendien zat tussen de werkzaamheden op locatie telkens een periode van enige weken tot enkele maanden. De door eiser gestelde gewijzigde omstandigheden na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn onvoldoende onderbouwd, ter zitting is erkend dat op de datum in geding met name privéproblemen speelden en dat er geen urenbeperking gold. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij op de datum in geding niet in staat was om het eigen werk in de zin van artikel 19, vijfde lid, van de ZW uit te oefenen. Ook uit de rapportage van de door eiser ingeschakelde deskundigen volgt niet waarom eiser de aandacht en concentratie niet kan verleggen. Voor wat betreft de aanpassingsstoornis volgt uit het handboek van het CBBS [6] dat bij een dergelijke stoornis storingen en onderbrekingen voortkomen uit de eisen die de functie stelt. Men moet zich functioneel op een andere deeltaak van het werk richten in plaats van het werk waar men mee bezig was. [verzekeringsarts 1] koppelt deze beperking aan de compensatie-inspanningen van eiser als gevolg van de geheugenproblemen die zoals hiervoor is overwogen niet zijn geobjectiveerd. Die inspanningen zijn in perioden van verandering (zowel op het werk als in privé) moeilijk vol te houden en kunnen overbelasting veroorzaken. Dat in combinatie met een afnemende flexibiliteit en cognitieve aanpassingsvermogen door de leeftijd maakt dat volgens [verzekeringsarts 1] decompensatie zowel psychisch als cognitief te verklaren is. Daarmee lijkt vooral de link met de leeftijd te worden gelegd. De rechtbank volgt op dit punt de beoordeling van de verzekeringsarts b&b dat een verminderde flexibiliteit bij een toenemende leeftijd past en in de regel eenieder raakt. Daarmee is dat nog geen ziekte of gebrek. Weliswaar is eiser meerdere keren met een burn-out uitgevallen, maar telkens is hij weer opgekrabbeld en hij heeft daar ook psychologische begeleiding voor gezocht. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in de beoordeling om geen extra beperkingen aan te nemen ten aanzien van storingen en onderbrekingen. Als gevolg hiervan ziet de rechtbank ook geen aanleiding om eiser per datum in geding ongeschikt te achten voor het hiervoor benoemde eigen werk inclusief verlichtende omstandigheden, waaronder thuiswerken. Gelet op het voorstaande is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep dient ongegrond verklaard te worden. De hersteldverklaring voor het eigen werk per 9 april 2022 blijft daarmee in stand. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding (ook niet wat betreft de expertisekosten) en krijgt evenmin het griffierecht vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 augustus 2024 door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Ziektewet (ZW)
Artikel 9:
Werkgever is de overheidswerkgever onderscheidenlijk de natuurlijke persoon tot wie of het lichaam tot welk een of meer natuurlijke personen in dienstbetrekking staan.
Artikel 19, eerste en vijfde lid:
1. De verzekerde heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde.
5. Ten aanzien van een verzekerde die geen werkgever heeft als bedoeld in artikel 9, 10 of 12 wordt onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend voor zijn arbeid zijn. (…)

Voetnoten

1.9 april 2022.
2.Bijvoorbeeld CRvB 9 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1241.
3.Tweede Kamer 2006/2007, 30909, nr. 3, pagina 4.
4.CRvB 6 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0672, CRvB 13 februari 2013 en CRvB 10 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4126.
5.Computers, telefoons, kassa’s, kabels, etcetera.
6.Versie CBBS 2020.