ECLI:NL:RBZWB:2024:5570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 23/9841 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na herhaalde aanvraag en beoordeling van toegenomen beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiser had een herhaalde aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering per 3 mei 2012, na eerdere afwijzingen. Het UWV had in eerdere besluiten vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd om de WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiser geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die zijn claim konden onderbouwen. Eiser had weliswaar aangegeven dat zijn klachten waren toegenomen, maar deze toegenomen klachten waren niet gerelateerd aan de klachten waarvoor hij de wachttijd had doorlopen. De rechtbank concludeert dat de toegenomen beperkingen voortvloeien uit een andere ziekteoorzaak en dat er geen aanleiding was voor een verzekeringsgeneeskundig of arbeidskundig onderzoek. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de WIA-uitkering per 3 mei 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9841 WIA

uitspraak van 16 augustus 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV, (kantoor Eindhoven),
gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 11 oktober 2021 (primaire besluit) geweigerd om eiser per 3 mei 2012 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van
23 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser is niet persoon verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens heeft ook de gemachtigde van het UWV aan de zitting deelgenomen.
1.3
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser een herhaalde aanvraag heeft ingediend, dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en dat de termijn voor het doen van een toename-claim na 3 mei 2017 is verstreken. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 3 mei 2012. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is tot
24 december 2007 werkzaam geweest als pijpfitter/monteur. Vervolgens heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Eiser heeft zich op 6 mei 2010 vanuit de WW ziekgemeld en ontving vanaf 11 mei 2010 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Bij besluit van 29 maart 2012 heeft het UWV eiser per einde wachttijd geen WIA-uitkering toegekend, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit is na bezwaar en beroep van eiser in stand gebleven.
Na de einde wachttijdbeoordeling heeft eiser meerdere meldingen van toegenomen beperkingen bij het UWV ingediend. Deze meldingen zien respectievelijk op toegenomen beperkingen per 1 maart 2013, 1 augustus 2014 en 20 april 2017. Geen van de meldingen van toegenomen beperkingen heeft geleid tot toekenning van een WIA-uitkering en alle afwijzingen hebben formele rechtskracht.
Eiser heeft op 29 september 2021 opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. In het primaire besluit heeft het UWV het besluit van 29 maart 2012 in stand gelaten. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Heeft het UWV in het bestreden besluit op goede gronden geweigerd om eiser per
3 mei 2012 een WIA-uitkering toe te kennen?
4. Eiser voert aan dat zijn uiteenlopende klachten een lange medische geschiedenis kennen. Hij moet omgaan met een aantal negatieve life events, hij heeft rug- en pijnklachten, hij lijdt tevens aan OSAS (slaapapneu) en zijn chronische pijn leidt tot beperkingen. Ook de OSAS-klachten hadden opgevat moeten worden als onderdeel van de klachten waarvoor eiser eerder de wachttijd van de WIA heeft doorlopen. De afwijzing van de uitkering is ten onrechte alleen op dossieronderzoek gebaseerd. Er had ook een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek moeten plaatsvinden.
4.1
Het UWV stelt dat de door eiser aangevraagde WIA-uitkering een herhaalde aanvraag is. Eiser is dan gehouden om nieuwe feiten en omstandigheden aan te voeren. Als die niet worden aangevoerd, kan worden volstaan met verwijzing naar de eerdere afwijzingsbeslissing. Volgens de verzekeringsarts bezwaar & beroep (verzekeringsarts b&b) zijn er geen nieuwe feiten en omstandigheden en eiser heeft geen nieuwe informatie overgelegd. Het UWV heeft de aanvraag voldoende onderzocht, onder meer door in de bezwaarfase te onderzoeken vanaf welke datum eiser toegenomen beperkingen claimt. In bezwaar heeft eiser verwezen naar de in 2017 gediagnosticeerde klachten ter zake slaapapneu. Die toegenomen klachten kunnen niet tot toekenning van een WIA-uitkering leiden, omdat in de voorafgaande procedures is geoordeeld dat eiser de wachttijd heeft doorlopen voor zijn psychische klachten, rugklachten en slaapproblematiek als gevolg van de psychische klachten. De OSAS-klachten zijn meer dan vijf jaar na het einde van de wachttijd gediagnosticeerd en deze toegenomen klachten kunnen niet meer tot toekenning van een WIA-uitkering leiden.
Herhaalde aanvraag
4.2
Artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de aanvrager bij een herhaalde aanvraag, na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing, gehouden is om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Onder nieuwe feiten en veranderde omstandigheden worden feiten of omstandigheden verstaan die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of feiten of omstandigheden die voor het eerdere besluit zijn voorgevallen maar die niet voor het nemen van het eerdere besluit konden worden aangevoerd. De bestuursrechter heeft als taak om aan de hand van de beroepsgronden te toetsen of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. In dat geval mag het bestuursorgaan de aanvraag – onder verwijzing naar de eerder afwijzende beschikking – op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb afwijzen.
4.3
Voor wat betreft de herhaalde aanvraag leidt de rechtbank uit het dossier af dat eiser zich oorspronkelijk, vanuit de WW, heeft ziekgemeld met psychische klachten als gevolg van ervaringen die hij in de oorlog in Bosnië heeft meegemaakt. Bovendien had eiser rugklachten. Per einde wachttijd heeft het UWV de aangevraagde WIA-uitkering afgewezen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De afwijzing is in bezwaar en beroep in stand gebleven. De rechtbank stelt dus vast dat eiser de wachttijd voor de WIA heeft doorlopen op basis van psychische klachten door zijn oorlogservaringen gedurende de oorlog in Bosnië (inclusief daaraan gerelateerde slaapproblemen) en rugklachten.
4.4
In de aanvraag van 29 september 2021 – die aan het primaire besluit ten grondslag ligt – claimt eiser een WIA-uitkering vanaf 20 maart 2009. Het UWV heeft deze aanvraag in beginsel als een herhaalde aanvraag opgevat, maar tijdens de bezwaarprocedure is duidelijk geworden dat eiser ook toegenomen beperkingen stelt. Ondanks het verzoek van het UWV heeft eiser in bezwaar geen nieuwe (medische) gegevens overgelegd en verwijst hij voor de datum van toename beperkingen enkel naar de melding van toegenomen beperkingen per 20 april 2017. Verzekeringsarts Vogelsang heeft eiser onderzocht naar aanleiding van de melding uit 2017 en heeft geconcludeerd dat de beperkingen door PTSS en de chronische aspecifieke rugklachten gelijk zijn aan de beperkingen die zijn vastgesteld bij de eerdere beoordelingen [1] . Verzekeringsarts bezwaar & beroep Admiraal heeft, voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit, geconcludeerd dat er bij de aanvraag in deze beroepsprocedure geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet voldaan aan de op hem rustende plicht om nieuwe feiten en omstandigheden aan te voeren. Het UWV heeft zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Het UWV heeft vervolgens in redelijkheid gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar de afwijzende beslissing per einde wachttijd. De rechtbank acht dat besluit niet evident onredelijk [2] .
Toegenomen beperkingen
4.5
Zoals al uit overweging 4.4 volgt, heeft het UWV de aanvraag van
29 september 2021 ook opgevat als een melding van toegenomen klachten. In dat kader is artikel 55, eerste lid, sub, b, onder 1̊, van de Wet WIA van belang. Dit artikel bepaalt dat – als per einde wachttijd geen WIA-uitkering is toegekend, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder is dan 35% - er bij toegenomen arbeidsongeschiktheid [3] na de wachttijd toch aanspraak op een WIA-uitkering ontstaat. Hiervoor geldt echter wel de voorwaarde dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na einde wachttijd ontstaat én dat de toename van de beperkingen volgt uit dezelfde oorzaak als waarvoor de wachttijd is doorlopen. De beoordeling op grond van dit artikel is in beginsel enkel medisch: de verzekeringsarts moet eerst beoordelen dat er sprake is van toegenomen klachten [4] en daarna komt pas de oorzaak van de toegenomen klachten aan bod [5] .
4.6
Eiser heeft in bezwaar het UWV laten weten dat de gestelde toegenomen klachten uit de aanvraag van 21 september 2021 zien op de in 2017 gediagnosticeerde beperkingen door OSAS. Voor die beperkingen geldt echter dat zowel het UWV in bezwaar, de rechtbank in beroep (mede op basis van een daartoe door de rechtbank benoemde deskundige) en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in hoger beroep hebben geoordeeld dat deze toegenomen beperkingen niet vallen onder de klachten waarvoor eiser de wachttijd heeft doorlopen. Met andere woorden: voor deze toegenomen beperkingen staat voor de CRvB al buiten twijfel [6] dat deze toegenomen beperkingen voortvloeien uit een andere ziekteoorzaak. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarover in deze procedure een ander standpunt in te nemen. Dat betekent dan ook dat – gelet op de in beginsel enkel medische beoordeling van deze grondslag – het UWV naar het oordeel van de rechtbank in dit geval ook niet gehouden was om een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uit te voeren. Ook een arbeidskundig onderzoek is dan niet aan de orde. Het beroep – op het opvatten van de OSAS-klachten als onderdeel van de klachten waarvoor eiser de wachttijd heeft doorlopen – slaagt dan ook niet.

Conclusie

5. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Het UWV heeft terecht de WIA-uitkering geweigerd per 3 mei 2012. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding noch een vergoeding voor het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 augustus 2024 door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: wettelijk kader
Artikel 4:6 van de Awb bepaalt dat de aanvrager gehouden is om bij een nieuwe aanvraag, na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Als die niet worden vermeld, kan het bestuursorgaan de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking.
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Op grond van artikel 54, tweede lid, van de Wet WIA ontstaat het recht op een WGA-uitkering niet eerder dan op de eerste dag na afloop van de wachttijd.
In artikel 55, eerste lid, sub b, onder 1̊, van de Wet WIA is bepaald dat het recht op een WGA-uitkering ontstaat op de dag dat de verzekerde gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na de in artikel 54, tweede lid, van de Wet WIA bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.

Voetnoten

1.Het betreft dan de meldingen van toegenomen beperkingen per 1 maart 2013 en 1 augustus 2014.
2.CRvB 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115.
3.Tenminste 35% in de zin van de Wet WIA.
4.CRvB 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4998.
5.Bijvoorbeeld CRvB 28 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3776.
6.Bijvoorbeeld CRvB 2 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:601.