ECLI:NL:CRVB:2015:4998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na beoordeling van medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Almelo. De appellant, die zich op 7 juni 2010 ziek had gemeld als schoonmaker vanwege psychische klachten, had eerder geen recht op een WIA-uitkering gekregen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een melding van verslechtering van zijn gezondheid in 2013, heeft het Uwv opnieuw vastgesteld dat er geen recht op een uitkering was, omdat zijn mogelijkheden om te werken niet waren afgenomen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep betoogde de appellant dat het Uwv ten onrechte niet had onderkend dat zijn beperkingen waren toegenomen. Hij voerde aan dat er geen zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek had plaatsgevonden en dat de rechtbank geen deskundige had ingeschakeld. De Raad oordeelde echter dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de verzekeringsartsen voldoende inzichtelijk hadden gemotiveerd dat er geen toename van beperkingen was ten opzichte van de eerdere beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet in zijn recht stond op een WIA-uitkering, omdat er geen medische toename van beperkingen was vastgesteld.
De Raad benadrukte dat artikel 55 van de Wet WIA geen regeling biedt voor een algemene toename van arbeidsongeschiktheid, maar uitsluitend voor situaties waarin medische beperkingen zijn toegenomen. Aangezien dit niet het geval was, werd er geen verdere beoordeling van de arbeidskundige aspecten gedaan. De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, met L.W.J. van der Loo als griffier.